–     Hof van Discipline, 11 november 2013, zaak nr. 6600, ECLI:NL:TAHVD:2013:289.
–     Wat een behoorlijk advocaat betaamt ten opzichte van de wederpartij; berichten aan derden.
–     Vertrouwelijkheid van (mediation)gesprekken, ook zonder formele afspraak daarover.
 
Mrs. X en Y traden op voor de ex-echtgenoot van klaagster in een echtscheidingsprocedure. Klaagster verwijt hen dat zij vertrouwelijke informatie hebben misbruikt en de rechtbank onjuist hebben geïnformeerd. Het gaat om informatie verkregen uit een driegesprek met een psycholoog en een gesprek over mediation.
De raad van discipline was van oordeel dat mrs. X en Y de rechtbank onjuist hadden geïnformeerd en legde op die grond aan mrs. X en Y een waarschu-wing op.

Het Hof van Discipline stelt vast dat mrs. X en Y in een processtuk mededelingen hebben gedaan over de inhoud van een gesprek dat klaagster en haar ex-echtgenoot hadden met de psycholoog van de klaagster. Naar het oordeel van het hof vloeit de vertrouwelijkheid van een dergelijk gesprek al voort uit de aard daarvan, ook al is er geen formele afspraak tot geheimhouding gemaakt. Het bedoelde gesprek betrof immers de achtergronden van het mislopen van het huwelijk en daarmee voor beide echtelieden zeer intieme en persoonlijke aspecten. Het hof acht dan ook, anders dan de raad, de klacht dat mrs. X en Y op dit punt vertrouwelijke informatie hebben misbruikt, gegrond.
Niet gegrond acht het hof de klacht dat mrs. X en Y de rechtbank hierover onjuist hebben geïnformeerd. In de relevante passage in het verweerschrift stond dat klaagster wraakgevoelens zou koesteren jegens haar ex-echtgenoot en daarom niet bereid zou zijn zich in de omgangsregeling soepel op te stellen. Dit, aldus het hof, betreft een interpretatie van de cliënt van mrs. X en Y. Hoewel een meer subtiele verwoording de voorkeur zou hebben verdiend, is het hof niet van oordeel dat zij, door deze interpretatie aan de rechter over te brengen, tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.
Uit door mrs. X en Y in de procedure overgelegde brieven van een mediator kan worden afgeleid dat klaagster en haar ex-echtgenoot enkele gesprekken met een mediator hebben gevoerd, maar dat deze gesprekken niet zijn voortgezet en dat het niet tot ondertekening van een bemiddelingsovereenkomst is gekomen. Naar het oordeel van het hof is het, ook al is geheimhouding formeel nog niet afgesproken, niet de bedoeling dat uit gesprekken in de premedi-ationfase mededelingen aan de rechtbank worden gedaan als het niet tot een mediationovereenkomst komt. De klacht dat mrs. X en Y ook op dit punt vertrouwelijke informatie hebben misbruikt, acht het hof dus gegrond.
Naar het oordeel van het hof mochten mrs. X en Y voor hun cliënt bij de rechtbank wel de stelling verdedigen dat er een overeenkomst tot stand was ge-komen en mochten zij het (niet-ondertekende) stuk waarin dat volgens hen was neergelegd, aan de rechtbank presenteren.
Het hof acht het klachtonderdeel wat betreft het misbruik van vertrouwelijke informatie verkregen uit het gesprek met de psycholoog en uit de mediation alsnog gegrond en handhaaft de waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie