Het toezicht wordt vernieuwd. Welke gevolgen heeft het wetsvoorstel
Wet positie en toezicht advocatuur voor advocaten?

In maart 2010 publiceerde Arthur Docters van Leeuwen zijn rapport Het bestaande is geen alternatief over het toezicht op de advocatuur.[1] Docters van Leeuwen concludeerde onder meer dat het toezichtstelsel verouderd en obsoleet was en de schijn van afschermende geslotenheid niet kon voorkomen.[2] Vervolgens deed hij 23 aanbevelingen om het toezicht op de advocatuur te verbeteren. Het rapport was aanleiding voor de Orde het verbeteren en versterken van het toezicht op de advocatuur ter hand te nemen. Tegelijkertijd bereidde de toenmalige minister van Justitie een voorstel voor dat de Advocatenwet op vele punten zou wijzigen, ook met betrekking tot het toezicht.[3]

In de zomer van 2012 verscheen de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Advocatenwet.[4] Omgedoopt tot het wetsvoorstel Wet positie en toezicht advocatuur stelde de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor om, naast onder andere de kernwaarden en het openbaar maken van tuchtrechtelijke uitspraken, het toezicht op advocaten en de behandeling van klachten over advocaten principieel te wijzigen.

     De afgelopen jaren is veel geschreven en gezegd over het wetsvoorstel en de bezwaren van de Orde.[5] Begin januari 2014 kwam de staatssecretaris met een vierde nota van wijziging die de principiële bezwaren van de Orde tegen het wetsvoorstel wegneemt.[6] Inmiddels heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel en enkele amendementen aangenomen en staat het wetsvoorstel geagendeerd voor behandeling in de Eerste Kamer. De verwachting is dat de behandeling van het wetsvoorstel ook in de Eerste Kamer spoedig zou kunnen verlopen en dat het wetsvoorstel grotendeels op 1 januari 2015 in werking kan treden.[7]

     Het wetsvoorstel zoals dat nu in de Eerste Kamer wordt behandeld, regelt meer dan alleen (de organisatie van) het toezicht en de klachtbehandeling. Dit artikel beschrijft in het kort een groot aantal wijzigingen vanuit het perspectief van de advocaat. Centraal daarbij staat de vraag wat het wetsvoorstel betekent advocaten die met de gevolgen van het wetsvoorstel te maken krijgen.[8]

 

1. Toezicht

 

Toezicht en handhaving op grond van de Awb

De lokale deken is op grond van de Advocatenwet belast met het toezicht op advocaten.[9] De deken is niet alleen toezichthouder op de naleving van de Advocatenwet, verordeningen en de norm van artikel 46, maar hij wordt ook toezichthouder op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) in plaats van het huidige Bureau Financieel Toezicht.[10]

Het wetsvoorstel maakt de deken toezichthouder in de zin van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de deken beschikt over de bevoegdheden op grond van titel 5.2 Awb. Dit betekent ook dat voor advocaten de rechtsbescherming van de Awb geldt, zoals bijvoorbeeld het zwijgrecht en de cautie (art. 5:10a Awb). Tegelijkertijd is de advocaat verplicht om zijn medewerking te verlenen aan onderzoeken van de deken en kan zich daarbij niet beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.[11] Nader onderzocht zal moeten worden hoe dit Awb-toezicht in de praktijk zal worden vormgegeven.

 

Bestuursrechtelijke handhaving

De deken kan naast de bestaande tuchtrechtelijke handhaving in de toekomst ook kiezen voor bestuursrechtelijke handhaving in de vorm van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete van maximaal 8.100 euro.[12] Het gaat hierbij om overtredingen die zien op de stage, op de vakbekwaamheid, de klachten- en geschillenregeling, de administratie en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Welke specifieke overtredingen in de toekomst bestuursrechtelijk gehandhaafd worden, moet bij verordening worden bepaald. Ook krijgt de deken, als toezichthouder op de naleving van de Wwft, de bevoegdheid de Wwft bestuursrechtelijk te handhaven via een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete van maximaal 1.000.000 euro.[13]

 

College van toezicht

De gewijzigde Advocatenwet voorziet in de oprichting van een college van toezicht bestaande uit de algemeen deken (tevens voorzitter) en twee externe leden. De taak van dit nieuwe college is toe te zien op de werking van het toezicht en de klachtbehandeling door de deken (stelseltoezicht).[14] Dit college is bedoeld als blik van buiten op het toezicht en de klachtbehandeling. De onafhankelijkheid van dit stelseltoezicht wordt gewaarborgd door de externe leden die worden benoemd bij Koninklijk Besluit.[15] Het college van toezicht is bevoegd om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot het toezicht en de klachtbehandeling door de deken.[16] Daarnaast kan het college van toezicht een deken onder andere bij disfunctioneren voordragen voor schorsing of ontheffing als toezichthouder en klachtbehandelaar[17] of ontslag als deken.[18]

 

Raad van de Orde in het arrondissement

De lokale deken wordt exclusief belast met het toezicht op advocaten en daarmee vervalt een van de taken van de raad van toezicht.[19] De raad van toezicht oefent straks niet meer zelfstandig toezicht uit op advocaten. In het huidige artikel 26 van de Advocatenwet is nog opgenomen dat de raden van toezicht ‘toezien op de naleving van plichten van advocaten als zodanig’; deze bepaling keert niet terug in de nieuwe wet.[20] De overige taken van de raden van toezicht, zoals de bestuurlijke taken en taken met betrekking tot de toetreding tot de advocatuur en met betrekking tot de stage blijven ongewijzigd.

     Als gevolg van het wegvallen van de toezichthoudende taken bij de raden van toezicht voldoet volgens de staatssecretaris de naamgeving van de raad van toezicht niet meer. Met dit wetsvoorstel wordt de naam van de raad van toezicht gewijzigd in raad van de Orde in het arrondissement.

 

2. Tuchtrecht

 

Wijzigingen in het tucht(proces)recht

Het wetsvoorstel brengt niet alleen verandering in het toezicht, zoals dat nu in de wet wordt gedefinieerd, maar ook voor het tuchtrecht voor advocaten. Deze veranderingen vloeien onder meer voort uit de meer zelfstandige positie die de regering ziet voor de tuchtrechtspraak.

     Vooral het tuchtprocesrecht wordt verder uitgewerkt. Daarbij gaat het voor een deel om het codificeren van vaste jurisprudentie van de tuchtrechter. In de nieuwe wet krijgt het beginsel van ne bis in idem een plaats[21], naast het uitgangspunt dat een geschorste advocaat onderworpen blijft aan het tuchtrecht.[22] Die tuchtrechtelijke verantwoordingsplicht is er ook nog als hij zich inmiddels van het tableau heeft laten schrappen. Ook kan de tuchtrechter bij gegrondverklaring van de klacht beslissen om geen maatregel op te leggen.[23] Dit alles is al vaste tuchtrechtspraak, maar krijgt een uitdrukkelijke plaats in paragraaf 4 van de Advocatenwet.

 

Klachtbehandeling

In de wet worden ook nieuwe (procesrechtelijke) elementen aangebracht. De Advocatenwet krijgt een verder uitgewerkte regeling van de wijze waarop klachten tegen een advocaat moeten worden ingediend en behandeld. Klachten moeten nog altijd schriftelijk bij de deken worden ingediend, maar de wet stelt daarbij dan wel een aantal eisen.[24] Het indienen moet door middel van een formeel klaagschrift gebeuren; als de raad van discipline die mogelijkheid biedt, mag dat ook elektronisch.[25] Het klaagschrift moet de naam en handtekening van de klager bevatten, en een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de klacht en de feiten waarop de klacht rust. De raad van discipline kan de klacht overigens ambtshalve aanvullen.[26]

     Op elk moment in de tuchtprocedure kan het tot een minnelijke schikking komen tussen klager en advocaat. Intrekking van de klacht wordt mogelijk tot aan de uitspraak van de raad van discipline, zodat partijen ook nog na de zitting van het tuchtcollege de mogelijkheid van een schikking kunnen onderzoeken.[27]

     Echter, ook na intrekking van de klacht kan de behandeling daarvan worden voortgezet. Dat kan het geval zijn indien de betrokken advocaat daar zelf om verzoekt, of om redenen van algemeen belang.[28] De deken wordt dan als klager beschouwd. Ook als de klager overlijdt kan behandeling worden voortgezet. Dit in tegenstelling tot het overlijden van de advocaat. In het laatste geval wordt de behandeling van de klacht gestaakt.[29]

 

Klagen minder vrijblijvend

Klagen bij de tuchtrechter wordt voor betrokken partijen minder vrijblijvend. Van de klager zal voortaan een griffierecht worden gevraagd van vijftig euro om de klacht door de raad van discipline behandeld te krijgen.[30] De inning van het griffierecht vindt plaats door de deken. De klager krijgt het door hem betaalde griffierecht overigens vergoed door de advocaat als de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard.[31]

     Ook voor de betrokken advocaat kan de procedure bij de tuchtrechter directe financiële consequenties hebben. Aan de lijst met mogelijk op te leggen maatregelen wordt de tuchtrechtelijke geldboete toegevoegd, die maximaal 20.250 euro bedraagt.[32] Deze boete kan tegelijk met een andere tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd en moet worden onderscheiden van de bestuurlijke boete die de deken op kan leggen. Overigens kan ook een weigering om de geldboete te betalen tuchtrechtelijke gevolgen hebben: de raad van discipline kan indien niet of niet tijdig wordt betaald ambtshalve een maatregel opleggen, tot aan schrapping van het tableau.[33]

     Op dit moment bevat de Advocatenwet een bepaling die de mogelijkheid biedt om schadevergoeding als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijke maatregel. In de nieuwe wettekst is deze mogelijkheid nader geconcretiseerd door de schadevergoeding te maximeren op 5.000 euro en deze schadevergoeding als bijzondere voorwaarde te stellen bij elke op te leggen maatregel.[34]

     De tuchtrechter krijgt tevens de bevoegdheid om de advocaat te veroordelen in de proceskosten indien een maatregel wordt opgelegd. Het kan daarbij gaan om vergoeding van de kosten die de klager in verband met de behandeling van zijn klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, of de kosten van de tuchtprocedure aan de zijde van de Nederlandse Orde van Advocaten.[35]

     Tot slot krijgt een advocaat als gevolg van de nieuwe regeling van ‘naming and shaming’ langer dan nu het geval is, te maken met openbaarheid van een opgelegde schorsing of schrapping. In de wet wordt vastgelegd dat onherroepelijke (onvoorwaardelijke) schorsingen en schrappingen van het tableau niet alleen door iedereen raadpleegbaar zijn, maar ook op een openbare lijst actief worden gepubliceerd.[36]

 

Ontvankelijkheidstoets

De wet krijgt een nadere regeling voor de ontvankelijkheid van de klacht. De deken kan, zoals nu reeds, doorzetting van de klacht niet tegenhouden – mits de klager uiteraard het verschuldigde griffierecht heeft betaald. De voorzitter van de raad van discipline is echter in beginsel verplicht te beslissen tot niet-ontvankelijkheid als het klaagschrift niet binnen de wettelijke termijn van drie jaar is ingediend of als voor de verweten gedraging al een bestuurlijke boete is opgelegd.[37] Voldoet het klaagschrift niet aan de wettelijke eisen dan kan de voorzitter besluiten de klacht niet-ontvankelijk te verklaren. De klager moet dan wel de gelegenheid hebben gehad om binnen een redelijke termijn het verzuim te herstellen.[38]

     In het klaagschrift moet worden vermeld of de klacht is voorgelegd aan de organisatie van de advocaat of aan een klachten- of geschilleninstantie. Indien de klacht betrekking heeft op de hoogte van een declaratie of het geschil daarover is of had kunnen worden voorgelegd aan een klachten- en geschilleninstantie kan de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren.[39] De voorzitter kan echter ook besluiten de klacht door te sturen naar een bevoegde klachteninstantie als dat nog niet is gebeurd en als de klacht zich daartoe volgens zijn oordeel leent.[40] In de Advocatenwet wordt immers ook een bepaling opgenomen die het college van afgevaardigden opdraagt om in een verordening nadere regels te stellen voor de verplichte aansluiting van advocaten bij een klachten- en geschillenregeling.[41] Met het oog op een zo mogelijk sluitende regeling voor onder meer het beslechten van declaratiegeschillen wordt bij deze wetswijziging ook de in de Wtbz neergelegde begrotingsprocedure afgeschaft.[42]

 

Vooronderzoek

Door het groot aantal tussentijdse aanpassingen van het wetsvoorstel zijn er nu twee vormen van vooronderzoek van een klachtzaak in het voorstel opgenomen. Allereerst de gebruikelijke wijze door de deken bij de indiening van een klacht.[43] Maar ook in het geval dat de voorzitter van de raad van discipline een onderzoek gelast. Dit laatste is een discretionaire bevoegdheid van de voorzitter. De termijnen die worden genoemd in de wet voor het indienen van verweerschrift, repliek en dupliek (telkens vier weken), kunnen door de voorzitter onder meer worden verlengd. De deken is de onderzoeker van dienst als het om het vooronderzoek gaat, tenzij er gronden zijn om een ander als vooronderzoeker aan te wijzen.[44]

     De voorzitter bepaalt de omvang van het vooronderzoek, dat ook betrekking kan hebben op andere feiten dan vermeld in het klaagschrift. Hij kan de vooronderzoeker aanwijzingen geven en de vooronderzoeker de mogelijkheid geven bij het tuchtrechtelijk vooronderzoek gebruik te maken van een aantal Awb-bevoegdheden zoals het betreden van plaatsen (art. 5:15 Awb), het vorderen van inlichtingen (art. 5:16 Awb) en inzage van gegevens en bescheiden en deze te kopiëren (art. 5:17 Awb).[45]

     De advocaat die de deken (of een andere vooronderzoeker) op bezoek krijgt, kan zich niet met succes op zijn geheimhoudingsplicht beroepen. Dit is overigens in lijn met de praktijk die nu is gebaseerd op Gedragsregel 37.[46]

 

Codificatie van kernwaarden

De aanpassingen zijn overigens niet beperkt tot het tuchtprocesrecht. In de Advocatenwet worden de vijf kernwaarden voor de advocatuur gecodificeerd: deskundigheid, vertrouwelijkheid, integriteit, partijdigheid en onafhankelijkheid. Deze kernwaarden, die gelden als de professionele standaard, als richtsnoer voor de tuchtrechter en voor de NOvA als bijzondere wetgever, zijn inhoudelijk niet nieuw en de tuchtrechter pleegt al eens gedragingen aan een van deze kernwaarden te toetsen. Verder is in artikel 46 toegevoegd dat advocaten ook zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet en de Wwft. Thans worden eventuele inbreuken op deze wetten ook door de tuchtrechter beoordeeld, maar de wijziging van de wet brengt ze als zelfstandige toetsstenen onder de tuchtnorm van artikel 46.

 

3. Overige onderwerpen

 

Inschrijving op het tableau

De procedure tot inschrijving op het tableau wordt gewijzigd. Deze wijziging is ingegeven door de Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) op grond waarvan een dergelijk verzoek wordt aangemerkt als een verzoek om een vergunning.[47]

     Een verzoek tot inschrijving als advocaat moet in de toekomst worden ingediend bij de raad van de Orde in het arrondissement waar de advocaat kantoor wenst te houden.[48] De raad zendt dit verzoek, inclusief alle bijbehorende stukken, door naar de rechtbank met het oog op de beëdiging van de advocaat. De raad kan weigeren het verzoek in behandeling te nemen op dezelfde gronden als waarop de raad nu verzet kan aantekenen.[49] Nieuw is echter dat de raad een verzoek ook kan weigeren wanneer de verzoeker eerder als advocaat was ingeschreven en niet voldoet aan de eisen die bij of krachtens verordening aan deze herintreders kunnen worden gesteld.[50] Tegen een weigering van de raad van de Orde een verzoek in behandeling te nemen, kan binnen zes weken beklag worden gedaan bij het Hof van Discipline.

 

Registratie op het tableau

De algemeen secretaris houdt sinds de afschaffing van het verplichte procuraat in 2008 het tableau met daarop de gegevens van alle advocaten. Doel van het tableau is het vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat. De registratie op het tableau wordt flink uitgebreid. Naast de huidige naam-, adres- en woonplaatsgegevens, worden ook, voor zover van toepassing, de patroon van een stagiaire geregistreerd en de rechtsgebieden waarop een advocaat is gespecialiseerd, het eventuele lidmaatschap van een specialisatievereniging en of het een cassatieadvocaat betreft. Daarnaast worden ook alle tuchtrechtelijke beslissingen op het tableau geregistreerd en eventuele bestuursrechtelijke beslissingen.[51]

     De gegevens die op het tableau worden geregistreerd (inclusief de tuchtrechtelijke beslissingen en de boetes en lasten onder dwangsom) zijn inzichtelijk voor de advocaat zelf, maar ook voor de raden van de Orde, de Algemene Raad, de algemeen secretaris, het college van toezicht en de raden en het Hof van Discipline.[52] Een beperkt deel van de gegevens die op het tableau worden geregistreerd zijn voor iedereen inzichtelijk. Dit zijn onder meer de naw-gegevens, maar ook alle onherroepelijke schorsingen en schrappingen van het tableau.[53]

 

Beroepsopleiding

Met het wetsvoorstel vervalt het curatorium. Het curatorium is nu nog belast met het toezicht op de beroepsopleiding en het examen en dient als beroepsinstantie voor de examens.[54] Het toezicht op de nieuwe beroepsopleiding komt grotendeels in handen van de Stichting Beroepsopleiding Advocatuur (SBA). Bezwaren tegen de uitslag van een examen worden behandeld door de examencommissie, het beroep door de reguliere bestuursrechter. Er is wel sprake van overgangsrecht; op alle besluiten met betrekking tot de examens die voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel zijn genomen blijft het oude recht van kracht.[55]

 

Verplichting om kantoor te houden − ontheffing bij detachering

Iedere advocaat is verplicht kantoor te houden in één arrondissement en op één locatie. Dit kantoor is het kantoor waar de advocaat zijn wezenlijke beroepsactiviteiten verricht en waar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden is gelegen en waar de advocaat onder het toezicht van de deken valt. [56]

     Voor advocaten die in het buitenland kantoor wensen te houden, blijft het mogelijk om ontheffing te krijgen van deze verplichting. Op verzoek van de Nederlandse Orde is eveneens opgenomen dat een advocaat ook een ontheffing kan krijgen bij detachering.[57] Hiermee wordt beoogd meer ruimte te geven aan advocaten die tijdelijk bij een ander kantoor of organisatie kunnen werken zonder dat er een formele kantoorverplaatsing noodzakelijk is.[58] De Algemene Raad beslist op een verzoek tot ontheffing en is bevoegd voorwaarden te verbinden aan de ontheffing. De raad van de Orde in het arrondissement wordt van tevoren gehoord.

 

Kwaliteitstoetsen

Met dit wetsvoorstel wordt de Algemene Raad verantwoordelijk gemaakt voor de uitvoering van kwaliteitstoetsen bij advocaten.[59] De kwaliteitstoetsen, die volgens de staatssecretaris niets met toezicht van doen hebben, hebben tot doel om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de beroepsuitoefening van individuele advocaten en van de advocatuur als geheel.[60] De kwaliteitstoetsen worden uitgevoerd door deskundigen die door de Algemene Raad worden aangewezen. De kwaliteitstoetsers kunnen in de dossiers van advocaten kijken en beschikken over een geheimhoudingsplicht gelijk aan die van de advocaat en een zelfstandig verschoningsrecht.Hoe de organisatie van de kwaliteitstoetsen er uit komt te zien, is op dit moment onderwerp van nader onderzoek.

 

Verordeningen ook verbindend voor kantoren

Het college van afgevaardigden kan verordeningen vaststellen in het belang van een goede beroepsuitoefening en ter waarborging van de kernwaarden. Daarnaast krijgt het college van afgevaardigden de opdracht om regels te stellen inzake de vakbekwaamheid van advocaten en de kwaliteit van de beroepsuitoefening, de verplichte aansluiting bij een klachten- en geschillenregeling, een behoorlijke inrichting van de administratie en een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.[61]

     Verordeningen zijn in de toekomst niet meer alleen verbindend voor individuele advocaten maar ook voor advocatenkantoren. Het gaat hierbij om rechtspersonen en samenwerkingsverbanden waarbinnen advocaten werkzaam zijn en die uitsluitend de rechtspraktijk uitoefenen of doen uitoefenen door advocaten dan wel door advocaten en andere beroepsbeoefenaren.[62]

 

Tot slot

Na ruim vier jaar is de wijziging van de Advocatenwet bijna een feit. Het ziet er naar uit dat het wetsvoorstel op 1 januari 2015 in werking zal kunnen treden.

 

Niels Hupkes en Robert Sanders zijn als manager toezicht, respectievelijk senior beleidsadviseur werkzaam op het bureau van de Nederlandse Orde van Advocaten. Zij schrijven dit artikel op persoonlijke titel.

[1]    A.W.H. Docters van Leeuwen, Het bestaande is geen alternatief. Een verkenning naar verbeteringen in het toezicht op de advocatuur. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, Den Haag, maart 2010.

[2]    Docters van Leeuwen, a.w., p. 36.

[3]4  In maart 2010 stuurde de minister van Justitie een brief naar de Tweede Kamer waarin hij zijn visie uiteenzette op het toezicht op de advocatuur (Kamerstukken II, 2009-2010, 32123 IV, nr. 87).

     In mei 2010 stuurde de minister een wetsvoorstel tot aanpassing van de Advocatenwet naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2009-2010, 32382 nr. 2). Dit wetsvoorstel was het gevolg van het rapport van het rapport Een maatschappelijke Orde van de Commissie Van Wijmen uit 2006.

[4]    Kamerstukken II 2011-2012, 32 382, nr. 10.

[5]    Zie o.a. NJB 2013/2251 afl. 38, p. 2662 ev. en NJB 2014/359, afl. 7, p. 446 e.v. Zie ook www.advocatenorde.nl voor een overzicht van de ontwikkelingen van de afgelopen jaren.

[6]    Kamerstukken II 2013-2014, 32 382, nr. 18.

[7]    Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid voor een gefaseerde inwerkingtreding (zie art. VII). Op dit moment wordt bezien of van die mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt.

[8]    Voor zover in dit artikel wordt  verwezen naar het wetsvoorstel, wordt verwezen naar het voorstel zoals dat nu in behandeling is in de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2013-2014, 32 382, nr. A). Daar waar verwezen wordt naar wetsartikelen betreft het de artikelen van de Advocatenwet zoals die zullen luiden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

[9]    Art. 35 lid 4 jo. art. 45a.

[10]   Art. 45a leden 1 en 2 nieuw jo. art. 24 lid 6 Wwft.

[11]   Art. 45a lid 3.

[12]   Art. 45g.

[13]   Art. 26 lid 2 jo. art. 27 lid 2 Wwft nieuw jo. art. 13 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.

[14]   Art. 45i lid 1.

[15]   Kamerstukken II 2013-2014, 32 382, nr. 18, p. 13.

[16]   Art. 45h.

[17]   Art. 45c.

[18]   Art. 45d.

[19]   Kamerstukken II 2011-2012, 32 382, nr. 10, p. 48-49.

[20]   Art. 10a lid 2.

[21]   Art. 47b.

[22]   Art. 47c.

[23]   Art. 48 lid 3.

[24]   Art. 46d lid 4 en 5.

[25]   Het wetsvoorstel maakt niet duidelijk of elektronisch indienen ook mogelijk is voor de klager.

[26]   Art. 46d lid 9.

[27]   Art. 47a lid 1.

[28]   Art. 47a lid 2.

[29]   Art. 47a lid 5 en 6.

[30]   Art. 46e lid 1.

[31]   Art. 46e lid 4.

[32]   Art.48 lid sub c.

[33]   Art. 48aa lid 4.

[34]   Art. 48b lid 1.

[35]   Art. 48 lid 6.

[36]   Art. 8a lid 2 resp. art. 8b.

[37]   Art. 46g lid 1.

[38]   Art. 46g lid 3 sub a.

[39]   Art. 46g lid 3 sub b.

[40]   Art. 46i lid 1.

[41]   Vooruitlopend op de wetswijziging zal een conceptverordening aan het college van afgevaardigden worden voorgelegd.

[42]   Zie art. III van het wetsvoorstel, dat bepaalt dat de Wet tarieven in burgerlijke zaken wordt ingetrokken.

[43]   Art. 46d.

[44]   Art. 46l. Alternatief kan het vooronderzoek worden opgedragen aan een andere deken, een plaatsvervangend voorzitter of lid van de raad van discipline of de griffier.

[45]   Art. 46m.

[46]   Art. 46m lid 3. Ook is art. 5:20 lid 2 (verschoningsrecht) niet opgenomen in de lijst Awb-bepalingen die van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard op het vooronderzoek.

[47]   Kamerstukken II 2009-2010, 32 382, nr. 3, p. 17-19.

[48]   Art. 2 lid 5.

[49]   Art. 4 lid 1.

[50]   Art. 4 lid 2.

[51]   Art. 8.

[52]   Art. 8a lid 1.

[53]   Art. 8a lid 2.

[54]   Artt. 9d en 9e.

[55]   Zie artikel IVB lid 2 van het wetsvoorstel.

[56]   Kamerstukken II 2012-2013, 32 382, nr. 3, p. 22.

[57]   Art. 12 lid 4.

[58]   Kamerstukken II 2012-2013, 32 382, nr. 14, p. 10.

[59]   Art. 26.

[60]   Kamerstukken II 2011–2012, 32382, nr. 10, p. 55-57.

[61]   Art. 28 lid 2.

[62]   Art. 29 lid 1 sub c.

Download artikel als PDF

Advertentie