–     Hof van Discipline, 6 december 2013, zaak nr. 6752, ECLI:NL:TAHVD:2013:336.
–     Grenzen van het tuchtrecht; de advocaat privé.
–     Klachten over privégedragingen zijn steeds ontvankelijk. Dan geldt de beperkte maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroeps-uitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

Klager en mr. X zijn betrokken geweest bij een aanrijding. Mr. X heeft daarop aangifte gedaan tegen klager wegens poging tot doodslag en doorrijden na aanrijding. Klager verwijt mr. X dat hij de toedracht en de feiten van de aanrijding vals heeft weergegeven in de aangifte. Hij heeft daarbij gebruikgemaakt van briefpapier van zijn kantoor terwijl het een privékwestie betreft.
De raad van discipline heeft de klacht ontvankelijk verklaard met de overweging dat voldoende verband met de praktijkuitoefening van mr. X aanwezig is, omdat hij zowel in de strafrechtelijke als in de civielrechtelijke kwestie uitvoerig gecorrespondeerd heeft op briefpapier van zijn kantoor en daarbij zijn beroepsuitoefening als advocaat uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht.

Het Hof van Discipline oordeelt dat de raad daarmee miskent dat een klacht over een privégedraging van een advocaat steeds ontvankelijk is, maar slechts dan (vol) wordt getoetst aan de in artikel 46 Advocatenwet genoemde maatstaven indien daartoe voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn; in andere gevallen geldt de beperkte maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Wordt over meer dan één gedraging geklaagd, dan moet de tuchtrechter volgens het hof voor elk van die gedragingen afzonderlijk beoor-delen of de eerste (volle) toetsing moet plaatsvinden, dan wel de tweede (beperkte) toetsing.
De aangifte tegen klager betreft volgens het hof een privégedraging van mr. X. Aanknopingspunten met zijn praktijkuitoefening als advocaat ontbreken, zodat slechts ter beoordeling is of mr. X zich in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd heeft gedragen. Daarvan is geen sprake nu mr. X in zijn aangifte zijn zienswijze op de feitelijke gang van zaken heeft gegeven en er − anders dan klager kennelijk meent − geen aanknopingspunten zijn voor de veronderstelling dat mr. X deze willens en wetens onjuist heeft weergegeven.
Met betrekking tot de door mr. X verzonden schrifturen, veelal op briefpapier van zijn kantoor, overweegt het hof dat, hoewel het in het algemeen niet verstandig is als advocaat een eigen zaak te behandelen, niet gezegd kan worden dat dit enkele feit tuchtrechtelijk laakbaar is. Wel moet dan volle toetsing aan de maatstaven van art. 46 Advocatenwet plaatsvinden. Over de inhoud van de schrifturen oordeelt het hof dat niet kan worden gezegd dat mr. X tucht-rechtelijk laakbaar heeft gehandeld nu niet gebleken is dat hij willens en wetens een valse weergave van de feitelijk gang van zaken heeft gegeven.
Het Hof van Discipline is met de raad van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Download artikel als PDF

Advertentie