Burgers kunnen zichzelf vertegenwoordigen in een juridisch conflict met de overheid – een advocaat is daarbij niet nodig. Maar de ‘lekenbescherming’ schiet tekort, stelt Adriaan Mallan in zijn proefschrift waarop hij 4 juni aan Tilburg University promoveerde. Zijn impliciete boodschap: neem ook bij bestuursrechtelijke procedures een advocaat in de arm.
Rechtsbescherming tegen de overheid mag voor burgers geen kostbare aangelegenheid zijn. Daarom hoeven burgers niet verplicht met een advocaat bij de bestuursrechter te procederen. De wetgever heeft bestuursrechtelijke procedures immers zo ingericht dat burgers die zichzelf vertegenwoordigen vanwege hun gebrek aan juridische deskundigheid niet vastlopen in de molen of anderszins niet optimaal procederen. De procedure is laagdrempelig en de bestuursrechter speelt een actieve rol, zodat de ‘onkunde’ van de burger wordt gecompenseerd. De bestuursrechtadvocaat kan wel thuis blijven.
Toch lijkt de jurisprudentie een andere kant te zijn ingeslagen. Zo mag de burger in de beroepsfase (bij de bestuursrechter) niet tegen onderdelen van het besluit opkomen, als hij deze niet al in de bezwaarfase aan de orde heeft gesteld. Verder beoordeelt de bestuursrechter nauwelijks zelfstandig de rechtmatigheid van beslissingen van bestuursorganen: hij beperkt zich tot de gronden die de burger ertegen aanvoert. Dat moet je als burger maar weten – wat dus heel vaak niet het geval is. Bestuursrechters bieden burgers die zichzelf vertegenwoordigen aldus te weinig bescherming tegen hun gebrek aan juridische deskundigheid, concludeert Adriaan Mallan in zijn proefschrift Lekenbescherming in het bestuursprocesrecht.
Die bescherming kan beter worden geboden door zij die wel juridisch deskundig zijn. Met andere woorden: mét een advocaat in de arm maken burgers bij de bestuursrechter meer kans dan zonder.
Michel Knapen