‘Je kunt de weg pas terugvinden als je eerst kruimels strooit.’ Willem van Schendel, voorzitter van de strafkamer van de Hoge Raad en sinds 2001 werkzaam in dit huis, loopt de gangen door, de trappen op. Onderweg passeert hij statige portretten van vroegere presidenten. Over anderhalf jaar verhuist de Hoge Raad van het stadspaleisje aan het Lange Voorhout naar het Korte Voorhout. Daar wordt nu gewerkt aan een groter, ruimer en praktischer pand. Maar het is ook een minder statig pand en een met minder kruimels.
Van Schendel lijkt er niet rouwig om. Het gaat de Hoge Raad per slot van rekening niet om het onderkomen, maar om rechtseenheid en rechtsontwikkeling.
Geen wonder dat het motto van de Hoge Raad luidt: Ubi iudicia deficiunt incipit bellum – ‘waar rechterlijke beslissingen tekortschieten, begint geweld’. Maar net zo vaak beginnen rechterlijke beslissingen met geweld – talloos zijn de arresten over mishandeling, doodslag en moord. En het zijn ook beslissingen waar niet iedereen zich in kan vinden.
Advocatenblad: Strafrechtadvocaten uiten nogal eens kritiek op de jurisprudentie. Die zou te weinig richting verschaffen, bijvoorbeeld over voorbedachte rade. Ook dáár zou u meer kruimels moeten strooien.
Willem van Schendel: ‘Dat verbaast me. Daarover hebben we wel degelijk richtinggevende uitspraken gedaan. Voorbedachte rade werd een gemakkelijke formule: je moet tijd en gelegenheid hebben gehad om over het misdrijf na te denken. Als je je maanden voorbereidt op het mengen van gif, dan heb je voldoende tijd en gelegenheid. Maar wat als je in een opwelling woedend wordt, een mes grijpt en iemand neersteekt? Dan heb je maar een paar seconden tijd en gelegenheid. Wij hebben gezegd: dat is niet wat een normaal mens onder voorbedachte rade verstaat. Dus OM: denk niet dat elke minuut, elke seconde voldoende is om voorbedachte rade aan te nemen. En rechter: vindt u dat toch voorbedachte rade, dan moet u dat in het bijzonder motiveren. Dat is in onze ogen typisch een vorm van rechtsbescherming voor een groep van gevallen.’
U noemt dat richtinggevend?
‘Ja, en dat geldt bijvoorbeeld ook voor roekeloosheid en witwassen. Wie een verkeersongeval had veroorzaakt, kreeg een hogere straf als hij had gedronken en te hard had gereden. Daar is roekeloosheid als zelfstandig element bijgekomen. Vroeger gold: te hard rijden met drank op ís roekeloos rijden – zeker in het spraakgebruik. Nu heeft de wetgever daar een eigen, niet goed doordacht begrip van gemaakt. Daarvan heeft de Hoge Raad gezegd: we houden niet zo van die automatische verdubbeling. Of neem witwassen. Is de verdubbeling van diefstal, heling én witwassen wel zo verstandig? We hebben jurisprudentie ontwikkeld zodat het bezit van het door jezelf gestolen voorwerp niet tegelijk ook witwassen oplevert. Er zijn dus tal van gevallen waarvan ik vind: dat geeft richting en biedt bescherming aan verdachten, méér dan vroeger.’
Kennelijk hebben advocaten een ander beeld van een richtinggevende uitspraak. Kan dat liggen aan de kwaliteit van cassatieadvocaten?
‘Hun cassatietechniek kan altijd beter. Cassatierechtspraak is toch een vak apart, je moet goed inzicht hebben in wat de taak van de cassatierechter is.’
Wat vindt u van de kwaliteit van de cassatieschrifturen van strafrechtadvocaten?
‘In het strafrecht bestaat niet de traditie zoals we die kennen in het civiele recht, waarin cassatieklachten zeer uitgebreid zijn, onderbouwd met literatuur en zelfs met buitenlandse rechtspraak. Binnen het strafrecht is de materie vaak anders, evenals de financiering – vaak op toevoegingsbasis. Dan is het voor cassatieadvocaten in het strafrecht bijna niet te doen zoveel energie in een schriftuur te steken. Er zijn heel goede schrifturen en ook heel slechte. De kwaliteit van de cassatieschrifturen zou wel beter kunnen. Verbetering is gewenst.’
Merkt u een verbetering sinds de oprichting in 2010 van de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken?
‘Of er een causaal verband is? Het zijn de meer ervaren advocaten die zich hebben verenigd. Er is een tendens dat cassaties worden overgelaten aan de specialisten. In die zin kan deze vereniging tot een verbetering van cassatieprocedures leiden.’
Zou een aparte strafrechtelijke cassatiebalie het niveau nog verder omhoog kunnen brengen?
‘Zoals het bij civiel altijd was? Advocaten van buiten Den Haag konden geen civiele cassatie aantekenen, dat was geconcentreerd bij een beperkt aantal knappe Haagse advocaten. Dat heeft men uitgebreid. Moet je dan bij straf weer gaan concentreren? Voorwaarde zou zijn dat je die advocaten behoorlijk moet belonen. Als je je strafrechtkantoor draaiende moet houden met alleen cassaties, dan is dat niet zo gemakkelijk. Het zijn er niet zo vreselijk veel, het is arbeidsintensief en de betaling geschiedt vaak op toevoegingsbasis. Ook moet je de opleiding en selectie organiseren. Je wilt ook dat advocaten vlieguren kunnen maken, want ook dat verhoogt de kwaliteit. Dat zijn allemaal aspecten die je bij de beslissing om een aparte cassatiebalie moet meenemen. Ik zie dat nog niet zo snel gebeuren.’
Heeft artikel 80a RO, dat in 2012 een selectiestelsel introduceerde, de kwaliteit van de cassatierechtspraak wel verhoogd? Nu kunt u evident kansloze cassatieberoepen met een standaardmotivering niet-ontvankelijk verklaren.
‘Foutjes en kleine verzuimen die in een zaak zitten hoeven door artikel 80a niet meer tot vernietiging te leiden, of te worden teruggestuurd naar het hof om er een zinnetje bij te zetten. De bewijsmiddelen moeten precies de bewezenverklaring dekken. Als in de bewezenverklaring staat dat er een diefstal is gepleegd in Amsterdam, maar het woordje “Amsterdam” staat niet in de bewijsmiddelen – gewoon vergeten – dan leidde dat voorheen tot vernietiging. Nu zeggen we: er is geen belang om te vernietigen, want na vernietiging zet het hof dat woord Amsterdam er toch weer bij. Dat betekent ook dat strafrechtadvocaten scherper aan de wind moeten zeilen. Er is dus een cassatiemiddel dat op zich wel opgaat – “Amsterdam” ontbreekt immers – maar niettemin moet er iets heel bijzonders zijn om de Hoge Raad te overtuigen dat er moet worden vernietigd.’
In 2012 werd een derde van de strafrechtelijke cassatiezaken met artikel 80a afgedaan: die waren bij voorbaat kansloos. Dat is nogal wat.
‘Je hebt twee soorten cassatieklachten. De echt kansloze die bijvoorbeeld klagen terwijl het feitelijke grondslag mist – iets is bij het hof volgens advocaten niet aan de orde gesteld, maar dat is wél aan de orde geweest. Er zijn ook gevallen waarvan we zeggen: advocaat, je hebt een punt – “Amsterdam” ontbreekt – maar we doen het niet, want na terugwijzing wordt het foutje hersteld. Die klacht is van ondergeschikt belang, daar is de Hoge Raad niet voor bedoeld.’
Hoeveel echt slechte middelen zitten er in die een derde?
‘Dat hebben we niet bijgehouden. Maar echte onzin-middelen komen niet vreselijk veel voor.’
Welke voordelen heeft artikel 80a gebracht?
‘Het heeft voor de hele rechtspleging verbetering en versnelling gebracht. Als we zaken met artikel 80a afdoen, gebeurt dat binnen enkele weken. Verdachte en slachtoffers weten dus heel snel waar ze aan toe zijn. Dat heeft ons de ruimte gegeven om dieper in te gaan op zaken die ertoe doen. Overzichtsarresten wijzen, zo snel mogelijk reageren op nieuwe wetgeving, problemen oplossen waar de praktijk tegenaan loopt.’
Maar ondanks die extra ruimte lijkt de strafrechtadvocatuur niet onder de indruk van uw overzichtsarresten.
‘Ik begrijp dat wel. Ook rechters vragen weleens: wanneer is er nou precies sprake van voorbedachte rade? Wij zeggen: dat hangt af van de omstandigheden. We trekken wel grenzen maar er is geen checklist: twee minuten is geen voorbedachte rade, drie minuten wel. Niemand kan die checklist maken, ook niet voor roekeloosheid en witwassen. Als je ons dat verwijt, ja dan kun je zeggen dat we niet richtinggevend zijn. Maar wij zien dat toch echt anders.
Juist door de grenzen die we hebben getrokken kun je er als advocaat inhoudelijk meer werk van maken. We zijn ons meer gaan richten op de inhoud van roekeloosheid, voorbedachte rade en witwassen, en terughoudender geworden om vormfouten te laten resulteren in niet-ontvankelijkheid van het OM of bewijsuitsluiting – terughoudender dan de advocatuur wellicht lief is.’
Wat schiet de strafrechtadvocatuur daarmee op?
‘Neem de zaak van de onbevoegde hulpofficier. Deze OvJ was onbevoegd omdat hij geen examen had gedaan, maar wel een machtiging aan agenten had gegeven voor een doorzoeking. Daarvan hebben we gezegd: je moet een belangenafweging maken tussen het verzuim en het effect. Je moet rekening houden met het belang van slachtoffers, maar ook met het belang van de vervolging. Het automatisme: er is een fout gemaakt, dús bewijsuitsluiting, dat hebben we beperkt. Maar in dat arrest hebben we ook ruimte geschapen voor structurele verzuimen. Dus het is niet zo dat alle Nederlandse hulpofficieren nu nooit meer een examen hoeven te doen en toch een machtiging mogen geven. Daar zitten juist kansen voor de advocatuur. Tegenover de deformalisering staat een nadrukkelijker toets op de inhoud, en advocaten kunnen nu volop aan de slag met begrippen als roekeloosheid, witwassen en voorbedachte rade. Vroeger zou je als advocaat hebben gezegd: er was tijd en gelegenheid, dus ik heb geen grondslag voor cassatie. Nu kun je zeggen: in deze context was er onvoldoende tijd en gelegenheid. Die omslag biedt perspectieven voor advocaten.’
Uit een recente peiling onder advocaten laat driekwart weten dat het regeringsbeleid een gevaar vormt voor de rechtsstaat. Deelt u dat?
‘Ik deel hun zorg. De toegang tot de rechter is door de hogere griffierechten in civiele zaken en de te lage toevoegingsvergoedingen een punt, en daarmee komt de kwaliteit van de verdedigingsrechten in het geding. Maar dat daarmee de rechtstaat in gevaar is… nou nee. Wel moet je in de gaten houden dat de grenzen niet echt worden overschreden.’
Moeten advocaten zich meer roeren?
‘Of ze dat politiek moeten doen, daar sta ik buiten. Strafrechtadvocaten zullen wel op een ander gebied actiever moeten worden. Stel, het hof neemt op de eerste zitting een volkomen foute beslissing. We hebben zo’n zaak gehad: er werd een getuigenverzoek afgewezen, want de getuige was – volgens het hof – al in aanwezigheid van de advocaat bij de rc gehoord. Maar daarin vergiste het hof zich. Wij hebben gezegd: merk je als advocaat die fout op, dan moet je piepen. Als je gedurende zes zittingen je mond daarover houdt en het punt pas in cassatie inbrengt, dan ben je wel erg laat. De rol van de advocaat moet dus actiever zijn, hij moet niet pas in cassatie klagen.’
Tien raadsheren (op een totaal van 35) zijn in het verleden advocaat geweest – vijf in de civiele en vijf in de strafkamer. Moeten er meer ex-advocaten in de Hoge Raad komen?
‘Ons raadkameroverleg gebeurt altijd met alle raadsheden van de strafkamer, dus niet alleen de drie of vijf raadsheren die de zaak behandelen. We hebben een overall view op de zaak en dan kun je niet zeggen dat de ex-advocaten altijd vanuit het standpunt van de verdachte spreken, of dat een voormalige officier van justitie speciaal let op de kant van het Openbaar Ministerie. Een ex-advocaat heeft wel meer ervaring met de praktijk dan bijvoorbeeld een ex-hoogleraar en dat leidt wellicht tot wat accentverschillen. Het is niet zo dat we hard op zoek zijn naar ex-advocaten omdat de overige raadsheren de rechten van de verdachte onvoldoende respecteren.’
Waarin moeten onderdelen van het strafrecht fors wijzigen?
‘Ik hoop dat de rol van het slachtoffer en de benadeelde partij goed wordt doordacht, zowel wat betreft het spreekrecht als de schadevergoeding. Het slachtoffer moet, ook in zaken waarin alles is goed gegaan, op zijn geld wachten totdat de hele zaak in cassatie achter de rug is. Kan dat niet eerder? Ik hoop dus op een goede regeling voor een efficiënte en eerlijke financiële afwikkeling voor slachtoffers en benadeelde partijen. Ook zouden we moeten nadenken over het spreekrecht. Dat wringt soms en kan leiden tot secundaire victimisatie. Als het slachtoffer zich uitlaat over wat de verdachte hem heeft aangedaan, kan de verdediging zeggen: dan wil ik hem ook horen als getuige. Hij komt dus binnen als slachtoffer, maar wordt onderdeel van dat proces. Het spreekrecht is goed bedoeld, maar gaat in de praktijk in tégen die bedoelingen. Ik hoop op een meer slachtoffervriendelijke rechtspleging, maar dat is moeilijk in een procedure die eigenlijk over de verdachte gaat. Wellicht gaan we die balans nog vinden.’«
Willem van Schendel
Geboren
Studie
Loopbaan
Nevenfuncties
Burgerlijke staat