Voor opheffing van een schorsing voor onbepaalde tijd heb je nieuwe feiten nodig. Napleiten helpt niet.
Mr. X wil weer aan de slag! Een week nadat het Hof van Discipline zijn schorsing wegens onbehoorlijke praktijkuitoefening heeft bekrachtigd verzoekt hij de raad van discipline Arnhem/Leeuwarden alweer die schorsing op te heffen. Artikel 60b lid 7 Advocatenwet zegt dat de tuchtrechter dat te allen tijde kan doen.
Mr. X had een hele reeks argumenten waarom het mooi was geweest met die schorsing. Zo had zijn ex-vrouw rancuneuze telefoontjes met de deken gevoerd, anders was hij helemaal nooit geschorst. Hij betwistte een groot deel van de bezwaren die de deken indertijd had aangevoerd. Bovendien bleek zijn fiscale schuld te overzien en verwachtte hij over pakweg een maand anderhalve ton winst uit de handel in commodities, waarmee hij zijn belasting- en zijn alimentatieschuld zou kunnen voldoen. Zijn accountant vond het ook. En als dat allemaal niet genoeg was, wilde hij graag in elk geval opheffing op voorwaarde dat hij in loondienst zou gaan bij het kantoor dat hem daartoe een aanbod had gedaan.
Maar de raad is niet onder de indruk. Een opheffingsverzoek is iets anders dan appel – klagen over de eerdere uitspraak heeft geen zin. Houding en gedrag van mr. X waren niet veranderd en dat de financiële situatie zoveel beter was geworden, hadden mr. X en zijn accountant onvoldoende onderbouwd. Er lag geen plan van aanpak voor een ordentelijke praktijkvoering en de schulden aan rechtbank en rapporteur had mr. X nog altijd niet voldaan. Eerst orde op zaken, dan pas opheffing – andersom werkt dus niet.
Trudeke Sillevis Smitt