‘Belangrijke regels voor het strafproces horen in de wet zelf thuis’, ‘De fundamenten in het Wetboek van Strafvordering moeten blijven staan’ en ‘Op dit soort beginselen moeten we zuinig zijn’. Kamerleden van verschillende oppositiepartijen reageerden voorzichtig op de voorgenomen aanpassing van het Wetboek van Strafvordering. Wel waarschuwen ze voor de gevolgen van afbrokkeling van het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel.
Tijdens het congres ‘Modernisering Wetboek van Strafvordering’ op 19 juni, lichtte minister Ivo Opstelten (VVD) zijn plannen toe voor modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Een ‘mega-operatie’, noemde de minister het. Met negentien wetsvoorstellen wil hij het Wetboek van Strafvordering aanpassen. Zo moet formele wetgeving volgens hem voldoende ruimte bieden aan lagere regelgeving. In amvb’s, ministeriële regelingen en aanwijzingen van het College van procureurs-generaal kan volgens de minister sneller worden gereageerd ‘op maatschappelijke ontwikkelingen en op behoeften uit de praktijk van de strafrechtspleging’.
Kamerleden waarschuwen voor de vergaande gevolgen van het inperken van het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel. ‘Op dit soort beginselen moeten we zuinig zijn’, zegt Tweede Kamerlid Michiel van Nispen (SP) (zie foto). ‘Belangrijke regels voor het strafproces horen in de wet zelf thuis. Het risico van lagere regelgeving is dat er te gemakkelijk van bepaalde waarborgen in het strafproces afstand wordt gedaan om het de opsporing makkelijk te maken. Daar moeten we mee oppassen.’
Volgens Van Nispen heeft het parlement een ‘belangrijke verantwoordelijkheid om betrokkenheid te eisen’, in het geval bepaalde onderdelen toch in lagere regelgeving geregeld gaan worden. ‘Bijvoorbeeld door de voorhangprocedure. Maar mijn voorkeur heeft het om bij het Wetboek van Strafvordering zo min mogelijk gebruik te maken van lagere regelgeving.’
Magda Berndsen-Jansen (D’66) benadrukt dat het strafvordelijke legaliteitsbeginsel niet voor niets is neergelegd in het eerste artikel van het Wetboek van Strafvordering (Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien). Het beginsel bewaakt de rechtszekerheid en is daarmee een belangrijk ingrediënt van de democratische rechtsstaat, zegt Berndsen-Jansen. Wel vindt ze het ‘hoog tijd’ voor het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering. ‘Wij hebben vorig jaar de minister van Veiligheid en Justitie nog opgeroepen om ook het Wetboek van Strafrecht onder handen te nemen en aan te passen aan de digitale ontwikkelingen. Maar de fundamenten in de wetboeken moeten wel blijven bestaan.’
Ook Peter Oskam (CDA) staat niet negatief tegenover moderniseren van het Wetboek van Strafvordering. Maar hij maakt daarbij een kanttekening. ‘Modernisering is geen doel op zich. De aangekondigde wetsvoorstellen dienen bij te dragen aan een effectievere strafrechtketen, met als hoger doel het veiliger maken van Nederland.’ Hierbij dient volgens hem een balans te zijn tussen enerzijds de opsporingsbelangen van politie en Openbaar Ministerie en anderzijds het respecteren van fundamentele rechtsbeginselen. ‘De CDA-fractie zal de regering kritisch volgen, maar zonder de inhoud van de wetsvoorstellen te kennen, is het nog te vroeg om te stellen dat deze moderniseringsoperatie een onterechte inbreuk zal plegen op het legaliteitsbeginsel’, zegt Oskam.
Van Nispen is daarover uitgesprokener: ‘Dat het wetboek geregeld aangepast moet worden, is niets nieuws. Maar dat de maatschappelijke ontwikkelingen snel gaan, is op zichzelf geen reden het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel overboord te zetten.’
In een Contourennota, die waarschijnlijk aan het eind van dit jaar verschijnt, wordt de voorgenomen herziening in grote lijnen bekend gemaakt.
Sabine Droogleever Fortuyn