Het uitwisselen van telecommunicatie tussen de Nederlandse Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Amerikaanse National Security Agency (NSA) ‘kan door de beugel’. Dat oordeelde de Haagse rechtbank in een uitspraak van 23 juli in de rechtszaak tegen de Staat der Nederlanden die door een coalitie van organisaties en burgers werd gevoerd. De Coalitie van Burgers tegen Plasterk gaat tegen deze uitspraak in hoger beroep.
Wat weegt zwaarder? De belangen van individuen en van ‘eenieder’ waarvoor de eisende partijen opkomen, waaronder het belang van respect voor het privéleven van het individu? Of het algemene belang van internationale samenwerking ten behoeve van nationale veiligheid? Daar gaat het in deze zaak om.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse diensten verzamelingen telecommunicatiegegevens uitwisselen met onder meer de NSA. Niet alleen metadata, maar ook gegevens over de inhoud van de communicatie. De Nederlandse diensten weten over het algemeen niet op welke manier de verzamelingen gegevens die zij ontvangen en vervolgens mogelijk gebruiken, door de buitenlandse diensten zijn vergaard. Volgens de rechtbank bestaat de mogelijkheid dat de Nederlandse diensten bij de uitwisseling van telecommunicatiegegevens met buitenlandse diensten, zoals de NSA, gegevens ontvangen die door de buitenlandse diensten in het buitenland zijn verzameld met de inzet van bevoegdheden waarover de Nederlandse diensten niet beschikken. ‘De enkele mogelijkheid dat dit het geval is, betekent niet dat Nederland met de ontvangst en het eventuele gebruik van die gegevens internationale verdragen en nationale regelgeving overtreedt´, overweegt de rechter. De Nederlandse diensten mogen niet zelf ‘ongericht’ telecommunicatie via de kabelinfrastructuur onderscheppen en vervolgens gebruiken. De Amerikaanse diensten mogen dit wel. Maar de ontvangst en het eventuele gebruik van die gegevens door de Nederlandse diensten, is volgens de rechter toegestaan.
Landsadvocaat Eric Daalder die de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie bijstond, reageert tevreden op de uitspraak. ‘Het vonnis is in lijn met wat Cecile Bitter en ik namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie bij de rechtbank hebben bepleit. De beide ministeries hebben met tevredenheid op het vonnis gereageerd en wij zijn blij met de zeer uitvoerige motivering in het vonnis.’
Christiaan Alberdingk Thijm, advocaat van de coalitie van organisaties en burgers daarentegen is ontstemd. ‘Kennelijk vindt de rechtbank dat het recht op privacy minder gewicht in de schaal legt bij de inzet van bevoegdheden van inlichtingendiensten. Dat is nogal wat. Met name het voorzienbaarheidsvereiste is volgens de rechtbank minder relevant. Het omgekeerde is waar: juist waar de werkwijze van geheime diensten zich onttrekken aan de democratische controle, moet die werkwijze voldoende duidelijke, wettelijke basis hebben.´
De coalitie, bestaande uit verschillende organisaties waaronder de Nederlandse Vereniging voor Strafrechtadvocaten, de Nederlandse Vereninging voor Journalisten en een vijftal burgers, gaat tegen deze uitspraak in hoger beroep.
Sabine Droogleever Fortuyn