Als politieagenten op huisbezoek gaan om iemand zonder Salduz-perikelen als verdachte te horen, moeten ze niet gek opkijken als een inderhaast opgebelde advocaat van een medeverdachte voor de betrokkene in de bres springt.

Mr. X trad op voor een witwasverdachte mevrouw. Op een dag stond de landelijke recherche plotsklaps bij haar zus op de stoep: mevrouw, we gaan u verhoren als verdachte; als u niet meewerkt houden we u aan. Salduz omzeild, want mevrouw is niet aangehouden. De andere in het huis aanwezige familieleden bellen gauw mr. X. Per telefoon geeft mr. X advies aan de verdachte zus van zijn cliënte – en trekt van leer tegen de agenten vanwege hun aanpak. Volgens mr. X had de politie niet mogen dreigen met aanhouding en was de aanmerking als verdachte twijfelachtig.

De recherche stapt naar de tuchtrechter: tegenstrijdige belangen! Ongeoorloofde druk op een getuige/medeverdachte en obstructie! Maar daar is de Amsterdamse tuchtrechter het niet mee eens. Het is niet aan de politie om te oordelen over (het onstaan van) een advocaat-cliëntrelatie. Het was niet gek dat de familie in deze situatie contact zocht met een hen bekende advocaat, en dat die advocaat ad hoc advies gaf, ook al trad hij al op voor een medeverdachte. De telefoongesprekken lagen ‘in het verlengde [..] van de waarborgen die de wet kent om verdachten te beschermen zoals het zwijg- en verschoningsrecht’. En het is de taak van een advocaat het handelen van politie en justitie kritisch te volgen.

Er lijkt weinig tegenin te brengen, maar de politie kan het nog bij het Hof van Discipline proberen.

Trudeke Sillevis Smitt

Advertentie