Iedere strafrechtadvocaat krijgt te maken met burgers van wie
het rijbewijs is ingenomen. Wat staat u als advocaat dan te doen?
Op grond van artikel 164 lid 2 sub a-e1Wegenverkeerswet 1994 (WVW) heeft de politie de verplichting een rijbewijs in bepaalde gevallen in te vorderen. Lid 3 WVW schept een bevoegdheid tot invordering ‘indien door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht’.
Binnen tien dagen na invordering dient de officier van justitie te beslissen over een eventuele inhouding van het rijbewijs. Doet hij dit niet, dan bepaalt de wet dat het rijbewijs onverwijld dient te worden teruggegeven.2 In de praktijk lukt het eigenlijk niet in deze fase inhoudelijk met een officier van justitie tot afspraken te komen.
De officier van justitie kan op grond van artikel 164 lid 4 WVW in een aantal gevallen beslissen het rijbewijs in te houden voor enkele maanden, afhankelijk van de ernst van het delict. Daarnaast kan het rijbewijs worden ingehouden als de kans groot is dat de verdachte opnieuw een feit uit artikel 164 lid 2 of 3 WVW begaat.3
De beslissing tot inhouding van het rijbewijs loopt vooruit op een (onherroepelijk) rechterlijk vonnis of strafbeschikking waarbij als bijkomende straf al dan niet een voorwaardelijke of geclausuleerde ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. De gevolgen zijn vaak enorm, vooral voor verdachten die voor hun werk en inkomen afhankelijk zijn van hun rijbewijs. De belanghebbende kan formeel vanaf het moment van invordering en ook na inhouding een klaagschrift indienen bij de griffie van de rechtbank.4 De raadkamer van de rechtbank behandelt dit klaagschrift dan zo spoedig mogelijk, waarbij de beslissing tot inhouding aan diverse normen wordt getoetst. De rechter zal hierbij, anders dan in de praktijk de officier van justitie, de persoonlijke belangen van de belanghebbende afwegen tegen de maatschappelijke belangen van verkeersveiligheid.5
De raadkamer zal bij (partiële) gegrondverklaring van het klaagschrift de voorlopige teruggave van het rijbewijs gelasten als hij er ernstig rekening mee houdt dat de rechter uiteindelijk geen onvoorwaardelijke rijontzegging zal opleggen. Dit zal ook het geval zijn als de raadkamer verwacht dat de rechter wel een rijontzegging oplegt, maar de duur korter is dan de periode die al verstreken is nadat de politie het rijbewijs heeft ingevorderd of ingehouden. Voor de verdediging ligt hier dus bij uitstek de kans om het klaagschrift gegrond verklaard te krijgen.
Verder kan de verdediging kijken naar de oriëntatiepunten die zijn opgenomen in de zogeheten LOVS-afspraken.6 Deze richtsnoeren voor strafoplegging laten soms in het voordeel van cliënten zien dat in principe toch geen (onvoorwaardelijke) rijontzegging volgt. Rechters houden nadrukkelijk rekening met deze oriëntatiepunten.
Ook de persoonlijke belangen van de verdachte zullen in raadkamer zwaarder kunnen wegen. Zo kan de verdachte klagen dat de (verdere) inhouding van het rijbewijs hem of haar onevenredig treft opdat voorlopige teruggave van het rijbewijs wordt gelast. Teruggave van het rijbewijs vindt zeker plaats als de strafzaak tegen de verdachte niet binnen zes maanden na invordering van het rijbewijs de terechtzitting is aangevangen of een strafbeschikking is uitgevaardigd. De conclusie is dat ondanks ruime wettelijke mogelijkheden tot invordering en inhouding voor de officier van justitie, het indienen van een klaagschrift vaak succes boekt!
Als het rijbewijs van uw cliënt is ingenomen, kijk dan ook eens naar artikel 164 lid 9 WVW. De rechter kan na invordering of eventuele inhouding van het rijbewijs tot het eindoordeel komen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd, of achteraf gezien de invordering niet was toegelaten. Op grond van artikel 164 lid 9 WVW kan de rechter in die gevallen op verzoek van de gewezen verdachte ten laste van de staat een schadevergoeding toekennen.
Alrik de Haas en Viviënne van de Port7
Noten
1 Dit artikel zal gelet op de beperkte omvang niet ingaan op het Alcoholslotprogramma (ASP), een bestuurlijke maatregel van het CBR. Zie hierover: N. de Vries e.a., ‘Straffen horen in het strafrecht thuis. ASP una via’, NJB 2014/675, afl. 13, p. 848-852.
2 Art. 164 lid 6 (1e volzin) WVW.
3 De De Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen (‘Aanwijzing’) geeft gevallen aan wanneer hieraan zou zijn voldaan.
4 Art. 164 lid 8 WVW.
5 De rechter toetst aan meer normen dan WVW en Aanwijzing.
6 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’, te downloaden via www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-strafrecht/Documents/Orientatiepunten-en-afspraken-LOVS.pdf. Oriëntatiepunten zijn geen recht in de zin van art. 79 RO, maar ze worden wel als uitgangspunt voor strafbepaling door de rechter gehanteerd.
7 Mr. Alrik de Haas is advocaat bij OMVR advocaten te Harderwijk en docent minor/major straf(proces)-recht Nieuwe Beroepsopleiding Advocaten, actief betrokken bij Stichting MENS (www.mensenstrafrecht.nl). Mw. mr. Viviënne van de Port is eveneens advocaat bij OMVR advocaten te Harderwijk.