Ze hebben iets van vader en zoon, de grijzende Bossche politierechter en de slungelige blonde jongen met zijn half opgedronken energiedrankje.

Op 14 april 2013 verloor PSV van Ajax en verspeelde daarmee de kansen op het kampioenschap. Bij het stadion koelden fans hun woede op de Mobiele Eenheid. Statafels vlogen door de lucht, stoeptegels, klinkers – en de verdachte zou een van die stenengooiers zijn geweest. Hij staat op meerdere foto’s, en de rechter heeft die voor zich liggen.

‘Komt u maar naar voren,’ zegt de rechter. ‘Zou u dit moeten zijn? Met die witte jas? En staat u daar met een steen in uw hand?’

‘Daar heb ik zo een-twee-drie geen flauw benul van,’ zegt de jongen. 

‘Ik geloof best dat u een enorme PSV-supporter bent,’ zegt de rechter. ‘Maar ik denk niet dat PSV hier nou op zit te wachten.’

De verdachte schudt het hoofd. ‘Ik had dat weekeinde te veel gedronken.’

‘Een paar biertjes van tevoren, dat geloof ik best,’ beaamt de rechter. ‘En na afloop nog een paar om het verdriet te verdrinken.

Stel nou eens dat u die persoon op de foto bent,’ zegt de rechter. ‘Wat vindt u daar dan zelf van?’

‘Dat soort gedrag hoort gewoon niet bij supporters.’ Het klinkt als een impliciete bekentenis.

De verdachte doet een mbo-opleiding, loopt stage en heeft uitzicht op een contract. Zijn ambitie: voetbaltrainer worden. Maar die plannen zouden weleens lelijk in het honderd kunnen lopen, want een paar jaar terug kreeg hij ook al eens een werkstraf voor voetbalgeweld opgelegd.

De officier van justitie is er heel duidelijk over. ‘De Wet beperking opleggen taakstraf maakt dat ik in dit geval alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan eisen: vier weken cel, waarvan de helft voorwaardelijk.’

De advocaat rommelt langer dan nodig met zijn papieren. ‘Ik ben nog eventjes de strafmaat aan het verwerken,’ zegt hij hardop.Bewijstechnisch kan hij er niks moois van maken voor zijn cliënt, de foto’s zijn duidelijk.

De advocaat wijst erop dat zijn cliënt al is aangepakt door de voetbalbond, die hem een stadionverbod oplegde van drie jaar en een boete van zeshonderd euro. ‘En als meneer nu de gevangenis in moet, gaat dat problemen opleveren met zijn toekomst. Ik ben me ervan bewust dat de Wet beperking opleggen taakstraf zo werkt, maar daar moet toch een mouw aan te passen zijn.’

‘Als ik de cel in moet,’ zegt de verdachte. ‘Dan kan ik weer van voren af aan beginnen en ik weet niet of me dat lukt.’ 

‘Ik ga mijn nek voor u uitsteken,’ zegt de rechter. ‘Ik weeg mee dat u dat stadionverbod hebt gekregen en die boete. Het gaat te ver om u ook nog eens naar de gevangenis te sturen. Ik veroordeel u tot twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van zestig uur. De wet is daar niet op ingericht, maar ik denk dat ik maar wat ruimte moet vinden. Ik zou u natuurlijk één dag onvoorwaardelijk kunnen opleggen, maar dat vind ik heel oneigenlijk. Laat u zich niet nog eens zo meeslepen met een groep, want dan zit u weer hier.’

Hij wendt zich tot de officier van justitie. ‘Afstand?’

Die kijkt zichtbaar niet geamuseerd. Zuinigjes klinkt het: ‘Daar moet ik echt even over nadenken.’

 

Meer weten? Lees een langere versie van dit rechtbankverslag op www.advocatenblad.nl.

 

Download artikel als PDF

Advertentie