Auteurs: Menno Weij en Yentl van den Winkel1

 

Met het Haviltex-arrest  (NJ 1981, 635)  heeft de Hoge Raad een typisch jurisch huis neergezet. Het bevat de hoofdregel voor de manier waarop contractbepalingen moeten worden uitgelegd als de contractpartijen daarover van mening verschillen, namelijk aan de hand van ‘de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten’.

 

Angelsaksische tegenhanger

Vanuit het Angelsaksische recht is de ‘entire agreement’ clausule over komen waaien. Deze bepaling is min of meer het tegenovergestelde van het Haviltex-criterium. Het opnemen van een entire agreement clausule in het contract heeft in Angelsaksische rechtsstelsels tot gevolg dat de omstandigheden voorafgaand aan het sluiten van het contract geen rol spelen; alleen wat daadwerkelijk in het contract is opgenomen. De entire agreement clausule houdt verband met de ‘parol evidence rule’, die partijen in veel gevallen verbiedt om bewijs te leveren dat iets anders is overeengekomen. De parol evidence rule is niet absoluut; de rechter kan bewijs toch toestaan. Door het opnemen van de entire agreement clausule komen partijen overeen dat de parol evidence rule onverkort van toepassing is op het contract. 

 

Haviltex-evolutie

Uit arresten van de Hoge Raad na Haviltex blijkt dat er steeds meer belang wordt gehecht aan de uitleg van contractbepalingen conform de tekst.2 De Hoge Raad oordeelde dat onder omstandigheden meer gewicht kan worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van die bepaling dan aan bedoelingen van partijen. Hij kwam overigens wel tot dit oordeel aan de hand van de omstandigheden bij de totstandkoming van het contract en in het bijzonder de aanwezigheid van een entire agreement clausule. Het Haviltex-criterium is daarbij dus niet geheel uit oog verloren. Na deze uitspraken namen sommigen als rechtsregel aan dat als een commercieel contract tot stand is gekomen tussen twee professionele partijen die bij de onderhandelingen en het opstellen van het contract zijn bijgestaan door juristen, een doorslaggevend belang moet worden toegekend aan een zuiver taalkundige uitleg van bepalingen in het contract.

 

Haviltex in ere hersteld

Het Hof Amsterdam volgde in 2011 in de zaak-Lundiform B.V./Mexx Europe B.V. nog de zuiver taalkundige benadering.3 Maar in cassatie heeft de Hoge Raad het Haviltex-criterium in ere hersteld.4 De entire agreement clausule staat er volgens de Hoge Raad niet aan in de weg dat voor de uitleg van contractbepalingen betekenis wordt toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel gedragingen die zijn verricht voor contractsluiting. Volgens de Hoge Raad is de betekenis die aan een entire agreement clausule toekomt afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De zuiver taalkundige uitleg betreft volgens de Hoge Raad een bewijsvermoeden dat openstaat voor tegenbewijs. Ten slotte heeft de Hoge Raad overwogen dat de entire agreement clausule een specifieke herkomst in de Angelsaksische rechtssfeer kent en naar Nederlands recht niet zonder meer een bijzondere betekenis toekomt.

Het is dan ook aan te raden om de entire agreement clausule niet als standaard-bepaling op te nemen. Partijen moeten kunnen aantonen dat er in precontractuele onderhandelingen bewust voor is gekozen. Daarbij kan het relevant zijn of juristen betrokken zijn geweest bij de onderhandelingen en hoe gedetailleerd het contract is. Bovendien dienen partijen ook ondubbelzinnig te onderhandelen over de overige contractbepalingen als een entire agreement clausule wordt opgenomen, aangezien de omlijning van het contract daarmee wordt vastgelegd. Tot slot: de taalkundige uitleg betreft een bewijsvermoeden en ‘Haviltexen’ mag!

 

Voetnoten

1 Menno Weij is partner en advocaat bij SOLV Advocaten in Amsterdam. Yentl van den Winkel is paralegal bij SOLV Advocaten in Amsterdam. 

2 HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1059 (Gerritse/Hydro Agri Sluiskil); HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox); HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe B.V./Pontmeyer B.V.) en HR 29 juni 2007 ECLI:NL:HR: 2007:BA4909 (Derksen/Homburg).

3 Gerechtshof Amsterdam 2 augustus 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BT6532.

4 HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101.

Download artikel als PDF

Advertentie