H
et door burgemeester Jozias van Aartsen afgekondigde betogingsverbod in de Haagse Schilderswijk is begrijpelijk, maar discutabel. De toetssteen van elke rechtsstaat is of deze standhoudt wanneer de grenzen van de grondrechten worden opgezocht. Kennelijk zijn een paar provocerende hooligans reden om het kwetsbare betogingsrecht te beperken. Interessant vergelijkingsmateriaal biedt de jaarlijkse Oranjemars in Portadown (Noord-Ierland). De protestantse Oranjeorde eist dat zij een mars via een traditionele route mogen lopen naar de Dumcree kerk en terug. Deze route loopt door Obins Street in een katholieke wijk. De katholieke bewoners zien dit als grove provocatie. De mars liep tot 2001 regelmatig ernstig uit de hand. Er vielen verschillende dodelijke slachtoffers te betreuren. Om dit excessieve geweld te beteugelen is onder meer de Northern Ireland Parades Commission (NIPC) ingesteld. Dit is een orgaan vergelijkbaar met een bestuursorgaan in Nederland. De NIPC heeft de bevoegdheid om beperkingen aan marsen te stellen. Zij kunnen binnen de mogelijkheden van de wet bepaalde muziek verbieden, marsen omleiden om onlusten te voorkomen of bepaalde personen weigeren. De NIPC maakt echter nauwelijks gebruik van de bevoegdheid om bij wanordelijkheden marsen te verbieden. Na 2001 is bij hoge uitzondering, wegens de dodelijke slachtoffers, de mars in Portadown niet meer door Obins Street geleid, maar daaromheen. Het betogingsrecht wordt belangrijker geacht dan een lichtvaardig verbod op grond van openbare wanordelijkheden.
In Nederland is een beperking van het betogingsrecht geregeld in art. 9 lid 2 van de Grondwet. Net als in Ierland kan de Nederlandse overheid beperkingen opleggen met het oog op wanordelijkheden. Regels omtrent het betogingsrecht zijn verder geregeld in de Wet openbare manifestaties (Wom) en art. 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Schilderswijk voldoet in beginsel als een plek waar betoogd mag worden conform art. 1.1 sub b Wom. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vindt dat betogingsvrijheid ruim moet worden geïnterpreteerd en beperkingen juist eng moeten worden uitgelegd. Uit het EHRM volgt tevens een positieve verplichting ten aanzien van Van Aartsen om zich tot het uiterste in te spannen voor voldoende politie bij een heftige tegendemonstratie. De burgemeester kan nooit vooraf beperkingen stellen aan de inhoud van de demonstratie.
In dit licht klemt de afweging van Van Aartsen om de betoging van 20 september 2014 in de Schilderswijk te verbieden. De kans op ernstige wanordelijkheden die qua omvang vergelijkbaar zijn met de Oranjemarsen is in het geheel niet aan de orde. Alleen al om die reden moet Van Aartsen de betoging toestaan en zorgdragen voor voldoende politie-inzet. Het verbod is te lichtvaardig genomen.