Aan het begin van deze zomer zette Nederland drie Congolezen uit die voor het Internationaal Strafhof in Den Haag (ICC) hadden getuigd. Ze werden overgedragen aan de Congolese autoriteiten en naar een onbekende locatie gebracht. ‘Het was deze mannen duidelijk wat hun te wachten stond: een onmenselijke behandeling. Misschien niet meteen, maar op termijn,’ zegt een van hun advocaten Flip Schüller. ‘Volgens cliënten zal president Joseph Kabila nooit vergeten dat zij hem voor een internationaal forum als het ICC beschuldigd hebben van medebetrokkenheid bij schending van het internationaal strafrecht.’ Ook Amnesty International en Human Rights Watch maken zich grote zorgen over het lot van de drie. 

De getuigen hadden na het afleggen van hun verklaringen in Nederland asiel aangevraagd. De zaak riep indringende vragen op. Kúnnen gedetineerden van het ICC wel in Nederland asiel aanvragen? De Nederlandse regering vond van niet. Maar de vraag werd uiteindelijk door de Rechtbank Amsterdam met ‘ja’ beantwoord: de getuigen vielen weliswaar onder de jurisdictie van het ICC, maar dat strafhof heeft geen eigen territorium. Ze bevonden zich volgens de rechtbank op Nederlands grondgebied, en konden nergens anders naartoe. Een asielaanvraag zou het functioneren van het ICC niet doorkruisen. Dus aanvragen mocht. Alleen, asiel kregen ze niet. De drie ‘kregen 1f tegengeworpen’, zoals juristen in het vreemdelingenrecht zeggen: ze waren vermoedelijk oorlogsmisdadigers, en die krijgen op grond van artikel 1f Vluchtelingenverdrag geen vluchtelingenstatus.

Daarmee diende zich een vraag aan. Niemand mag worden teruggestuurd naar een land waar hem een onmenselijke behandeling te wachten staat (verbod van refoulement). Maar het strafhof had aan Congo toegezegd de getuigen, die daar voor hun komst naar het ICC al jaren zonder aanklacht vastzaten op verdenking van betrokkenheid bij de gruwelen in Oost-Congo, direct na hun getuigenis terug te sturen. Nederland op haar beurt stelde zich op het standpunt dat het geen verantwoordelijkheid onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zou dragen voor de uitzetting. Dat was volgens staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD) de zaak van het strafhof, dat de getuigen naar Nederland had gehaald. 

Eind juni besliste de Afdeling rechtspraak van de Raad van State anders: Nederland droeg mensenrechtelijke verantwoordelijkheid, maar Nederland mocht wél uitzetten, omdat het mocht afgaan op garanties die het ICC inmiddels van Congo had gekregen, waaronder extra beveiliging in detentie en regelmatig toezicht door het ICC op de veiligheidssituatie van de betrokkenen. En zo vertrok op 6 juli een vliegtuig met de drie getuigen aan boord richting Congo. Hun Nederlandse raadslieden meldden: ‘Ze zijn bij aankomst direct gearresteerd en verblijven op een voor ons onbekende locatie.’ 

Dossier gesloten? Amnesty en Human Rights Watch stellen dat Nederland zelf garanties van Congo had moeten vragen, en eigen controlemogelijkheden zou moeten hebben. Andere organisaties zoals VluchtelingenWerk en de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties UNHCR houden zich opvallend stil, mogelijk wegens de politieke gevoeligheid van het dossier. 

In antwoord op Kamervragen van D66 antwoordde staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie, VVD) dat Nederland niet zelf gaat monitoren of Congo zich aan de gemaakte afspraken houdt. Alle verantwoordelijkheid ligt volgens hem bij het ICC. Gaat het toch fout met deze getuigen, dan zal dit in het gezicht van Nederland terugwaaien. Tegenstanders roepen nu al dat Nederland als uitzettend land zich niet achter afspraken tussen Congo en het ICC had mogen verschuilen. 

Volgens Human Rights Watch riskeert Nederland medeplichtig te worden aan mogelijke mensenrechtenschendingen in Congo. En de volgende kwestie dient zich mogelijk binnenkort al aan: onlangs heeft een Congolese verdachte die door het ICC in eerste instantie is vrijgesproken ook asiel aangevraagd. Ook hij kreeg artikel 1f Vluchtelingenverdrag tegengeworpen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dat besluit onvoldoende was gemotiveerd. Het hoger beroep in de strafzaak loopt nog.

 

Goede relaties

Had Nederland of het ICC de vervolging van de drie Congolezen beter zelf ter hand kunnen nemen? Dan zou uitzetting niet aan de orde zijn geweest en hadden de betrokkenen toch strafrechtelijk verantwoording moeten afleggen. Joris van Wijk, universitair hoofddocent criminologie en directeur van het Center for International Criminal Justice aan de Vrije Universiteit Amsterdam: ‘Misschien waren dat formele mogelijkheden, maar Congo wilde de getuigen terug. Het ICC heeft belang bij een goede verhouding met Congo voor verdere samenwerking op strafrechtelijk gebied, en Nederland heeft belang bij een goede relatie met Congo, bijvoorbeeld in verband met het uitzetten van illegale Congolezen. Die samenhangende belangen maken dit dossier zo lastig.’ 

Met een permanent strafhof binnen onze landsgrenzen zal het niet de laatste keer zijn dat Nederland te maken krijgt met (vermoedelijke) oorlogsmisdadigers uit andere landen voor wie na een getuigenis, vrijspraak of het uitzitten van hun straf een oplossing moet worden gevonden. In Tanzania, waar het Rwanda-tribunaal van de Verenigde Naties zetelt, is dat tot nu toe niet volledig gelukt, zo blijkt uit onderzoek van Joris van Wijk. 

Het in Arusha gezetelde Rwanda-tribunaal opende in 2004 een safehouse voor voormalige verdachten en – later – vrijgekomen ver-oordeelden van het tribunaal. Ze durven niet terug naar Rwanda en zijn volgens Van Wijk ook (vrijwel) nergens anders welkom. Ze mogen Tanzania niet verlaten en ze mogen niet werken. Deze mensen leven dus soms al tien jaar in een soort niemandsland. Aan het eind van dit jaar sluit naar verwachting het Rwanda-tribunaal. En niemand weet wat er dan met deze (naar schatting) negen mensen-met-een-luchtje moet gebeuren. De aantallen zijn klein, maar de ogen van de wereld zijn erop gericht. Er zal Nederland en het ICC veel aan gelegen zijn zo’n niemandsland te voorkomen.

Wetenschapper Joris van Wijk, ziet mogelijkheden om problemen als met de Congolese getuigen te voorkomen dan wel op te lossen: ‘Je zou bij in het buitenland gedetineerde getuigen kunnen denken aan een getuigenverklaring met behulp van videoconferencing, vanuit het land waar zij vastzitten. Maar hoe vrij is een verklaring die een getuige in zo’n land vanuit detentie aflegt? En in hoeverre schaadt het zijn recht op een fair trial, als hij in dat land verdachte is? Je kunt andere landen vragen getuigen na hun verschijning voor het strafhof op te nemen, maar het is de vraag in hoeverre zij daartoe bereid zullen zijn. De problemen die de VN bij het Rwanda-tribunaal ondervinden bij het opnieuw vestigen van vrijgesproken verdachten zijn in dat opzicht niet hoopgevend.’ Waar het om vrijgesproken verdachten gaat, ziet hij evenmin een eenvoudige oplossing. Wel zou Nederland volgens Van Wijk kunnen kiezen voor een minder krampachtige benadering: ‘Nederland is relatief actief met het weigeren van asiel op grond van artikel 1f Vluchtelingenverdrag, maar dat hoeft niet. Je kunt ook zeggen: het proces is geweest, we sluiten het af.’«

Download artikel als PDF

Advertentie