Had de bank wel in ‘echte’ obligaties belegd, zoals in het prospectus stond geschreven? Of was er sprake van een corruptieschandaal waarvan zijn cliënten de dupe waren?
Mr. X was naarstig op zoek naar bewijs van het laatste. Hij vroeg een accountantsclub de kwestie te onderzoeken. De antwoorden stemden Mr. X niet tevreden. Hij vroeg een andere accountant naar de antwoorden te kijken. Die zei dat geen deskundig handelend accountant zo had kunnen adviseren. Mr. X rook bloed en stapte naar de Accountantskamer, het openbaar ministerie en: de pers.
De second opinion gaf misschien wel enig aanknopingspunt voor het verwijt van mr. X dat de accountants opzettelijk onjuist hadden geadviseerd, maar zeker was dat niet. Straf- en tuchtrechtelijke aangifte was geoorloofd, oordeelde de tuchtrechter in Amsterdam. Dat mr. X met dat laatste al een poosje had gedreigd zonder door te zetten was weinig fraai – niet erger dan dat. Maar naar een journalist stappen voordat straf- en tuchtrechter hadden geoordeeld: dat ging te ver. Valsheid in geschrifte, oplichting: dat zijn beschuldigingen die enorme schade kunnen veroorzaken. Mede gezien zijn hoedanigheid van advocaat en de opdrachtrelatie had mr. X moeten afwachten wat er uit de onderzoeken kwam.
Mr. X krijgt ook op zijn kop omdat hij de opdrachtovereenkomst met de accountants had ondertekend ‘namens D Advocaten’ en later beweerde dat hij alleen voor zichzelf was opgetreden. Zo’n dwaalspoor past een advocaat niet. Mr. X kreeg een berisping, maar kan nog in beroep.
Trudeke Sillevis Smitt