Over ambulance chasers en gieren: reactie van de Vereniging van Letselschade Advocaten.

In zijn opinie ‘Tijd voor rampenrichtlijn’ (Advocatenblad september 2014, nr. 9) schrijft Martijn Maathuis dat al snel nadat Malaysia Airlines MH17 werd neergehaald advocaten op de kwestie doken, het beeld van de beroepsgroep als ambulance chasers en gieren bevestigend. Maathuis hekelt de rol van de Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA) omdat zij reclame maakt voor zichzelf en haar leden. Hij pleit voor een rampenrichtlijn naar het model van de Amerikaanse vereniging van letselschadeadvocaten, die het haar leden heeft verboden om nabestaanden van rampen te benaderen om hun diensten aan te bieden, dit tot circa één maand na de ramp.
    Helaas blijkt Maathuis slecht geïnformeerd over de Nederlandse letselschadepraktijk en de rol die de LSA rond de ramp met MH17 vervult.
    Regeren is vooruitzien. Na de rampen in Volendam en Enschede heeft de LSA een richtlijn ontworpen om de communicatie met – kortweg – het publiek te stroomlijnen. Deze richtlijn voorziet in een zo veel mogelijk gecoördineerde juridische hulpverlening en het aanstellen van een woordvoerder, met de bepaling dat LSA-advocaten zich onthouden van inhoudelijke contacten met de media. Dat de richtlijn niet heeft voorzien in de (unieke) situatie van een vliegramp op buitenlands grondgebied als met MH17, waarbij ook vele Nederlandse burgers betrokken zijn, kan moeilijk als een omissie worden gezien. Heeft Maathuis deze ramp misschien wel zien aankomen? Overigens is deze richtlijn bij deze ramp toepasbaar en toegepast.
    Op de website van de LSA (www.lsa.nl) is algemene informatie over de vliegramp opgenomen, is een lijst met FAQ’s toegevoegd en zijn de contactgegevens van ondergetekende als woordvoerder van de LSA vermeld.
    De LSA is een door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) erkende specialisatievereniging – tijdens het laatste congres bekroond met het Keurmerk van de Orde – en rekent het tot haar taak om (ook kort na de ramp) algemene en objectieve informatie te verstrekken aan degenen die daaraan behoefte hebben. Hierbij is op basis van eerdere ervaringen gewaarschuwd voor Amerikaanse belangenbehartigers die de Nederlandse markt met valse beloftes proberen te veroveren. Hierover zijn ook Kamervragen gesteld. Als de LSA volgens Maathuis geen informatie mag verstrekken, wie zou dat dan wel kunnen doen? Of zou het publiek in het geheel niet geïnformeerd mogen worden, zelfs als er concrete vragen gesteld worden? Maathuis laat zich hier niet over uit.
    De LSA heeft haar leden dringend geadviseerd om niet actief contact te zoeken met nabestaanden. De berichtgeving van de LSA in de media was steeds eenduidig: er is geen enkele haast geboden, eerst een periode van rouw in acht nemen en daarna desgewenst informatie inwinnen over de juridische aspecten van de vliegramp. De leden van de LSA hebben dit advies ter harte genomen. Er zijn door hen niet actief nabestaanden benaderd.
    De LSA werkt bij de informatievestrekking en de juridische hulpverlening nauw samen met Slachtofferhulp Nederland. Slachtofferhulp heeft op haar website nabestaanden geadviseerd om bij vragen over juridische bijstand over de vliegramp contact op te nemen met leden van de LSA die zich daarvoor beschikbaar hebben gesteld. Overigens verwijst ook de NOvA op haar website om in geval van letselschade contact op te nemen met (leden van) de LSA. Nabestaanden dienen dan wel te weten tot wie van de LSA men zich kan wenden. Voorkomen moet ook worden dat nabestaanden na een ramp in handen vallen van niet-gekwalificeerde belangenbehartigers. Dan pas zou Maathuis in het belang van de nabestaanden iets te klagen hebben.
    Maathuis noemt in zijn opinie geen concrete voorbeelden van LSA-leden die als ambulance chasers en gieren (sic) op de kwestie zijn gedoken. Bij googe-len is Maathuis uitsluitend gestuit op advertenties van twee advocatenkantoren die geen LSA-leden zijn. Dit bevestigt het beeld dat de leden van de LSA zich door de adviezen van de LSA hebben laten leiden. Een rampenrichtlijn van de LSA om nabestaanden voor een zekere periode na een ramp met rust te laten, lijkt dan ook voor de Nederlandse letselschadepraktijk niet (eens) nodig.
    Het valt te betreuren dat Maathuis niet alleen een tendentieus maar ook een onjuist beeld over de rol van de LSA rond de ramp met MH17 schetst. De Nederlandse letselschadepraktijk wordt daarmee ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld. Hiermee is niemand gediend, zeker de nabestaanden niet. Deugdelijk journalistiek onderzoek en het toepassen van hoor en wederhoor zou Maathuis (en het Advocatenblad) niet hebben misstaan.

Oswald Nunes is vicevoorzitter van de LSA.

Download artikel als PDF

Advertentie