De partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, wordt in de kosten veroordeeld. Maar waaruit bestaat die proceskostenveroordeling ook alweer?

De vordering tot veroordeling van de wederpartij in de proceskosten vormt veelal het sluitstuk van een dagvaarding. Soms wordt volstaan met de kreet ‘kosten rechtens’. Dat is niet onbegrijpelijk. Een veroordeling in de proceskosten wordt immers – zo nodig – ambtshalve gegeven. Toch is het goed de verschillende componenten van een proceskostenveroordeling na te lopen.
    Volgens de hoofdregel van artikel 237 lid 1 Rv wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de wederpartij. Bij het ant-woord op de vraag welke partij (overwegend) in het ongelijk is gesteld, heeft de rechter veel vrijheid. Indien de aard van de rechtsverhouding daartoe aanleiding geeft of beide partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, kan de rechter bepalen dat elke partij (gedeeltelijk) de eigen kosten draagt.
    De rechter kan de kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt voor rekening laten komen van de partij die deze kosten aanwendde of ver-oorzaakte (lid 1 laatste volzin). Op grond hiervan kunnen door de winnende partij nodeloos gemaakte kosten bij de ten laste van de wederpartij uit te spreken kostenveroordeling buiten beschouwing worden gelaten. Deze bepaling biedt naar de letter genomen geen grond om de nodeloos bij de verlie-zende partij veroorzaakte kosten voor rekening van de winnende partij te brengen.
    Voor de ná de uitspraak ontstane kosten – de zogeheten nakosten – kan op verzoek een bevelschrift worden afgegeven. Blijkens HR 19 maart 2010, NJ 2011, 237 kunnen deze kosten ook in de uitspraak zelf worden begroot, eventueel voorwaardelijk. Het bevelschrift lijkt daarmee zijn betekenis goeddeels verloren te hebben.
    De Wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz) introduceerde een stelsel waarbij partijen een verschillend bedrag aan griffierecht verschuldigd kunnen zijn. Om de nadelige gevolgen van dit stelsel te verzachten, is in 2013 een hardheidsclausule geïntroduceerd. Ingevolge artikel 237 lid 5 Rv kan de rechter onder omstandigheden bepalen dat de verliezende partij niet meer griffierecht behoeft te vergoeden dan hij zelf heeft betaald of, in kantonzaken, had moe-ten betalen als hij eiser was geweest. Het gebruik van de hardheidsclausule blijkt (nog) niet uit gepubliceerde rechtspraak.
    Onder de proceskosten valt allereerst het salaris van de advocaat. Dit salaris wordt meestal bepaald op basis van het Liquidatietarief. Aan de hand van de verrichte werkzaamheden en het belang van de zaak wordt een bepaald forfaitair bedrag berekend. De aldus berekende vergoeding dekt in de regel een fractie van de werkelijke kosten van rechtsbijstand.
    Daarnaast vallen de zogenaamde ‘verschotten’ onder de proceskosten. De verschotten omvatten de explootkosten, de getuigentaxen, de tolkentax, het salaris van de deskundige en het griffie
recht. De hoogte van het verschuldigde griffierecht hangt af van de aard of het financiële belang van de zaak en de aard van de betreffende partij.
    De nakosten omvatten het zogenaamde nasalaris van de advocaat en de kosten van betekening van de uitspraak. Het nasalaris houdt bijvoorbeeld verband met het bestuderen van de uitspraak, het adviseren van de cliënt en het instrueren van de deurwaarder. Het wordt op grond van artikel 8 Liquidatie-tarief eveneens forfaitair vastgesteld. De nakosten zien overigens niet op de kosten die verband houden met de executie.
    De partij die in de proceskosten wordt veroordeeld, kan ook bij voorbaat worden veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de proceskos-ten voor het geval deze niet tijdig worden voldaan. Deze wettelijke rente moet echter wel uitdrukkelijk worden gevorderd. Inmiddels is het niet langer on-gebruikelijk dat over de proceskosten wettelijke rente wordt toegewezen.
    Tot slot worden ook de kosten van een eventueel voorlopig getuigenverhoor dan wel voorlopig deskundigenbericht tot de proceskosten gerekend. Dat geldt weer niet voor de kosten van een conservatoir beslag. Deze moeten afzonderlijk worden gevorderd (en onderbouwd).
    Hoewel de vordering tot vergoeding van de proceskosten advocaten dus geen hoofdbrekens zal geven, is het goed te beseffen wat deze vordering inhoudt.

Dineke Dal is kennismanager bij Van Iersel Luchtman Advocaten.

Download artikel als PDF

Advertentie