Drie advocaten over een belangrijke dag in hun carrière. Drie hoogtijdagen gereconstrueerd. Hoe beleefden zij de mijlpaal? Liesbeth Zegveld ontvangt de Dekenprijs, Joost Fanoy wordt partner en Carolien Noorduyn begon een eigen kantoor.
‘Aan erkenning ontleen ik energie en inspiratie’
Liesbeth Zegveld ontving de Amsterdamse Dekenprijs.
Liesbeth Zegveld is gespecialiseerd in mensenrechtenschendingen. Hoogtepunt van haar carrière tot nu toe is de uitspraak van de Hoge Raad vorig jaar in de Sre-brenica-zaak, waaraan Zegveld elf jaar werkte. De Nederlandse staat is aansprakelijk voor de dood van de vader, man en broer van de familie Mustafič en Hasan Nuhanovič in 1995. Op 20 maart dit jaar ontving zij de Amsterdamse Dekenprijs. ‘U baant zich door onontgonnen rechtsgebieden en complexe juridische barrières,’ zei deken Pieter van Regteren Altena.
‘De ochtend van de prijsuitreiking kwam ik net terug van een tiendaagse reis door Indonesië. Ik landde om tien uur op Schiphol. Vorige zomer kondigde de regering aan dat Indonesische vrouwen wier echtgenoten tussen 1945 en 1949 door Nederlandse militairen waren geëxecuteerd schadevergoeding konden krijgen. Een algemene regeling voor vergelijkbare gevallen als Rawagede en Zuid-Sulawesi. Dat lijkt heel mooi. Maar uit de manier waarop de overheid nu te werk gaat, blijkt bepaald niet van een wil om deze mensen hun schade te vergoeden. Bureaucratische rompslomp. Vertraging. Van de zeventien weduwen die zich hebben aangemeld heeft er maar één schadevergoeding ontvangen. Veertien claims zijn afgewezen en twee vrouwen zijn overleden. De claim vererft niet. Wat een teleurstelling. Die vrouwen zijn diep in de tachtig, negentig. De politionele acties zijn bijna een mensenleven geleden. Het was goed om weer eens in Indonesië te zijn en met de weduwen te spreken. Het maakt het gemakkelijker de volgende zitting voor te bereiden.
Toen ik hier geland was, wilde ik eigenlijk mijn dochters van zeven en van tien zien, tussen de middag. Die had ik die tien dagen erg gemist. Maar dat wilden zij niet, omdat ze daarna niet meer naar school zouden willen. Zij hadden mij ook zo gemist. Dus zij zijn op school gebleven en ik ben een halfuurtje gaan hardlopen. Dat doe ik graag, het maakt mijn hoofd leeg. Vervolgens ben ik naar de Ordevergadering gegaan. Ik was blij met die prijs. Aan de erkenning door vakgenoten voor wat ik doe ontleen ik energie en inspiratie. Ik voel mij gesterkt om voort te gaan op mijn pad, al is dat niet altijd makkelijk. Ik ben een gedreven mens. Waar dat vandaan komt? Ik vraag mij eerder af hoe mensen níét gedreven kunnen zijn. Maar er zijn momenten waarop je je afvraagt waar je mee bezig bent. Ik heb er twee gehad, allebei gek genoeg in de Srebrenica-zaak, die toch succesvol is geëindigd. Na de einduitspraak hoopten mijn cliënten en ik dat de zaak snel en in goed overleg afgesloten zou worden. Maar na maanden stilte moesten wij in april uit de media vernemen dat de regering de nabestaanden ieder twintigduizend euro schadevergoeding wil betalen. Geen overleg, niet eens een rechtstreeks bericht. Slikken of stikken. Heel pijnlijk. In de afgelopen twaalf jaar heeft de overheid steevast de feiten ontkend en gezegd dat de slachtoffers de compound vrijwillig hebben verlaten, dat zij vrijwillig hun moordenaars tegemoet zijn gelopen. Maar zij hebben op hun knieën gesmeekt te mogen blijven. Dat staat vast. De overheid heeft evident onwaarheid verkondigd. Een liegende overheid beschadigt mensen.
In vijf minuten heb ik een brief geschreven aan de ministers Timmermans, Hennis-Plasschaert en Rutte. De tekst vloog mijn pen uit. Mijn cliënten, overigens goed opgeleide mensen met een hoge morele standaard, waren ieder het vertrouwen in een rechtvaardige overheid kwijt. Inmiddels hebben we een gesprek gehad op het ministerie van Defensie. Een goed gesprek van twee uur. De eerste vraag van mijn cliënt Nuhanovič aan de minister was: “Mag ik, na de uitspraken van het hof en de Hoge Raad, eens horen hoe u nu denkt dat het daar gegaan is?” De overheid zou publiekelijk moeten erkennen wat er echt gebeurd is. We zijn nu in gesprek. Wie weet gaan we het hier over hebben. Het gaat niet alleen om het geld, maar vooral om de erkenning van de waarheid. Mijn cliënten zijn oplossingsgericht. De overheid zou dat ook moeten zijn.
Mijn andere moment van vertwijfeling was toen rechter Punt, die de hele Srebrenica-zaak in eerste aanleg had behandeld, inclusief lastige getuigenverhoren en een comparitie, ineens gedeeltelijk met pensioen ging en met de zaak stopte. Na drie jaar, vlak voor de pleidooien. Het zag er naar uit dat hij de vordering zou gaan toewijzen. Ik was niet de enige die dat zo zag. Ik kan niets hard maken, maar ik heb mijn vraagtekens bij die gang van zaken.
Na de prijsuitreiking ben ik nog gezellig blijven borrelen. Ik zat toen in zo’n flow dat ik mijn moeheid niet meer voelde. Meestal ga ik vroeg naar bed. Eerst met het gezin eten, dat doe ik graag. ’s Avonds werk ik niet. ’s Ochtends des te meer. Ik ben vroeg wakker en heb dan veel energie. Dan spring ik op de fiets naar kantoor, waar ik vaak voor zeven uur al ben.’
‘Je moet het natuurlijk wel waarmaken’
Joost Fanoy werd partner bij BarentsKrans.
Joost Fanoy is specialist in het mede-dingings- en aanbestedingsrecht. Op 1 juli van dit jaar werd hij part¬ner bij BarentsKrans. ‘Op donderdag 12 juni werd ik gebeld door de managing partner van kantoor met heugelijk nieuws. De partnervergadering had zojuist ingestemd met mijn toetreding. Ik stond op dat moment in Wenen te wachten op een taxi naar de openings¬receptie van de AIJA, de Association Internationale des Jeunes Avocats, een internationale vereniging van advocaten onder de 45. De dag erna zat ik namelijk in een panel bij een seminar over inval¬len van mededingingsautoriteiten. Van AIJA ben ik al langere tijd lid. Het is een mooie combinatie van sociaal, inhoud en netwerken. Ik ken daar nogal wat mensen en heb die avond met leden van de mededingingsrechtcommissie de champagne opengetrokken. Dit heb ik de dag erna thuis nog eens overgedaan tijdens de wedstrijd Nederland-Spanje. Die champagne was dus dubbel toepasselijk. Op kantoor heb ik het op maandag met de afdeling gevierd. Inhoudelijk verandert er eigenlijk niet zoveel. Ik was immers al verantwoorde¬lijk voor mijn eigen zaken. Ik krijg nu meer managementtaken en ik schuif aan bij de partnerlunches. En ik kreeg natuurlijk veel felicitaties. Ik heb erg veel leuke reacties gekregen van kan-toorgenoten, oud-collega’s, relaties en cliënten.
In 2012 ben ik bij BarentsKrans begonnen. Men zocht een opvolger voor Pierre Bos, die met pensioen zou gaan. Ik heb hiervoor twee jaar bij Straatman Koster gewerkt. Dat is een nichekantoor op vastgoed- en aanbestedingsrecht. Er wordt kwalitatief hoogwaardig werk geleverd door een leuke groep mensen. Ik heb daar een geweldige tijd gehad. Het was hard werken, maar er werd ook veel gelachen. Ik houd van procederen en dat kwam goed uit, want we hadden soms elke dag een kort geding. Wat dat betreft is het aanbestedingsrecht lawyer’s paradise gezien de vele zittingen. Dit komt doordat de inschrijvers aan wie de aanbesteding niet wordt gegund daartegen alleen in kort geding kun¬nen klagen. Meestal sta ik inschrijvers bij, maar ook aanbestedende diensten. Wat aanbestedingsrecht betreft zat ik bij Straatman Koster op rozen, maar gevoelsmatig wist ik dat ik de mededin¬gingspraktijk daar uiteindelijk vaarwel moest zeggen. Die was daar moeilijk uit te bouwen, omdat het voornamelijk een vastgoedkantoor is. En mijn hart ligt toch ook bij het mededingingsrecht. Om dat te blijven doen, moest ik naar een meer ondernemingsrechtelijk kantoor waar bijvoorbeeld ook een fusie- en overnamepraktijk is. Een deel van het mededingingsrechtelijke werk houdt verband met het melden van fusies en overnames bij de mededingingsrecht-autoriteiten zoals de ACM, de Europese Commissie en mededingingsautoriteiten in andere landen.
BarentsKrans benaderde mij op het juiste moment. Er moest een bestaande mededingingspraktijk worden overgeno¬men en uitgebouwd en voor mij was de kartelschadepraktijk een nieuwe uitda¬ging. BarentsKrans is echt een pionier op dit terrein. Als een kartel wordt beboet, kan de schade die is geleden naar aanlei¬ding van het kartel verhaald worden op de karteldeelnemers. Wij treden nu bij-voorbeeld op tegen meerdere luchtvaart¬maatschappijen vanwege betrokkenheid bij het luchtvrachtkartel. In mijn werk is nu de verhouding mededingingsrecht en aanbestedingsrecht dus ook beter in balans. Dat ik hier binnen afzienbare tijd partner zou worden lag in de lijn der verwachtingen, maar je moet het natuur¬lijk wel waarmaken. Uiteindelijk tellen je omzet en je leverage. Ik denk nog vaak met plezier terug aan mijn tijd bij Straat-man Koster, maar ook aan mijn tijd bij NautaDutilh, waar ik tien jaar geleden als advocaat begonnen ben en heb gewerkt tot 2010. Met beide kantoren heb ik nog steeds goed contact en spreek ik nog steeds mensen. Ook cliënten uit die tijd spreek ik nog steeds of ik werk nog steeds voor ze.
Voordat ik rechten studeerde in Utrecht heb ik een jaar geschiedenis gedaan. Ik was altijd al geïnteresseerd in internationale betrekkingen en mili¬taire geschiedenis. Ik had thuis een hele wapenverzameling. Nog steeds heb ik die interesse. Ik lees graag over de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Vietnam-oorlog, maar ook over de Griekse en Romeinse oorlogen. Toch was die studie het niet voor mij. Ik wilde eigenlijk diplomaat worden en daarvoor is zowel geschiedenis als rechten een goede basis. Vandaar dat mijn keuze daarna op rech¬ten viel. Na studentstages bij NautaDutilh en de NMa leek het mij goed om hoe dan ook als advocaat te beginnen en vervolgens wilde ik niet anders meer. Het is een fantastisch beroep. Het strategisch denken, het pleiten, het commercieel meedenken met een bedrijf en toch ook de individuele vrijheid, daar geniet ik van. Thuis gaat om halfzeven de wekker. Wij hebben twee jonge kinderen en ik woon in Utrecht. We moeten allebei aan de slag ’s ochtends. Mijn vrouw heeft ook een carrière. Zij werkt bij een groot consultancybedrijf. Zeker sinds de kin¬deren er zijn, is het dus wel noodzakelijk dat we goed plannen samen. Maar dat is enigszins een cliché.’
‘Zelfstandig zijn is geweldig’
Carolien noorduyn begon met twee collega’s een eigen kantoor.
Carolien Noorduyn werd advo¬caat in 2003, nadat zij bij de universiteit en bij de Hoge Raad had gewerkt. Op 1 juni begon zij met twee collega’s een eigen kantoor: Noor-duyn Vermeij Van Straalen Advocaten. ‘De dag van de start van ons nieuwe kantoor, 1 juni, viel op een zondag. Wij zijn toen met onze partners gaan lunchen in een sterrenrestaurant. Het werd een lunch van één tot halfzes, met champagne erbij. Voor de anderen dan. Mijn jongste kind was toen drie maan¬den oud en ik gaf nog borstvoeding.
Het pand waar ons kantoor zit huurden we al sinds 1 mei en dat was inmid¬dels redelijk op orde. Op zaterdag 31 mei heb ik met de aanhanger van mijn schoonvader alle dossiers hier naartoe verhuisd. Mijn man hielp mij en mijn schoonvader paste op de kinderen. Het was een hectische tijd. Ik had zwan¬gerschapsverlof tot 15 mei. De laatste weken daarvan heb ik gebruikt om aan de inrichting van ons nieuwe kantoor te werken. Op maandag 2 juni konden we zó aan de slag. Computers, telefoons: alles deed het. Het liep eigenlijk meteen heel vloeiend.
Vanaf dat ik een meisje van twaalf was, wilde ik advocaat worden. Er was toen een televisieserie met een advocaat in de hoofdrol. Prachtig vond ik dat, glamourous, reuze-interessant. Niet echt goede redenen om voor het vak te kie¬zen, maar ik was vastbesloten en ben dat altijd gebleven. Toen ik begon aan de rechtenstudie voelde dat als thuisko¬men. Ik ben zowel straf- als privaatrech¬telijk afgestudeerd. Privaatrecht vind ik ook mooi, maar wat je er in de praktijk mee doet, spreekt mij minder aan. Het gaat altijd over geld. In het strafrecht gaat het om andere, wezenlijker zaken. Na mijn studentenstage bij het toenma¬lige Wladimiroff en Spong wist ik dat ik op een kantoor van dat niveau het vak wilde leren. Maar dat kantoor ging toen net uit elkaar. Er waren weinig vacatu¬res in de advocatuur. Na een master in criminologie in Cambridge ben ik toen gaan werken als docent privaatrecht en algemene rechtswetenschappen. Na een jaar kon ik op het wetenschappelijk bureau van de Hoge Raad beginnen. Ik ben blij dat ik daar ervaring heb kun¬nen opdoen. Ik heb veel geleerd, onder meer over de cassatietechniek, en inspi¬rerende mensen ontmoet. Maar het was mij te statisch. Je zit achter je bureau te werken en de telefoon gaat nooit. De dynamiek van de advocatuur bleef mij trekken. Na twee jaar ben ik vertrokken. In 2003 begon ik bij Sjöcrona van Stigt advocaten in Den Haag. Toen ik Jan Sjöcrona eens in actie zag, begreep ik dat ik veel van hem zou kunnen leren. Zo is het ook gegaan. Vanaf het begin heb ik aan mooie zaken mogen werken. Frau dezaken, zoals de bouwzaak – die uiteindelijk geen bouw¬fraude bleek –, de Ahold-zaak, de First Curaçao International Bank-zaak, maar ook commune zaken: moord, doodslag, diefstal. Toen ik twee jaar bezig was deed ik de Zoetermeerse gezinsmoord. Een man doodde zijn echtgenote en twee dochtertjes toen zijn Oost-Euro¬pese vriendin op bezoek zou komen. In de elf jaar dat ik bij het kantoor heb gewerkt, heb ik alle facetten van het strafrecht leren kennen en ik ben goed begeleid, vooral door Jan Sjöcrona zelf. Ik kijk met veel plezier op die periode terug.’
Sparren
‘Langzamerhand werd het tijd voor een nieuwe stap. We hebben gesproken over toetreding tot de maatschap, maar daar zijn we niet uit gekomen. De wens om voor mijzelf te beginnen sluimerde al langer. Toen Idriss van Straalen mij benaderde was ik enthousiast. Het klinkt misschien arrogant, maar ik wil op hoog niveau blijven werken. Met mensen die het vak net als ik serieus nemen, die bijblijven op het vakge¬bied, en met wie ik goed kan sparren en overleggen. Die heb ik gevonden in mijn twee maten. We bieden een hoge kwaliteit rechtsbijstand, maar wel tegen een scherpe prijs. Dat kan omdat we onze kosten laag houden. Wij doen ook toevoegingen. Met een eigen kantoor loop je risico, maar je kunt alles wel pre¬cies doen zoals je wilt en zoals je denkt dat het goed is. Ik doe fraudezaken, commune zaken en medisch strafrecht. Je moet ook met je poten in de mod¬der blijven staan, dat houdt je scherp. Ik vind het geweldig om zelfstandig te zijn. Natuurlijk is het druk. Een sociaal leven schiet er op dit moment helemaal bij in. Mijn man is ook advocaat, onze kinderen zijn heel jong, we werken allebei vier om vijf dagen. Ik probeer om negen uur op kantoor te zijn. We lunchen met kantoor om halféén in de bibliotheek. ’s Avonds proberen mijn man en ik te eten met de kinderen en later gaan we vaak weer aan het werk. Ik ben een strafrechtadvocaat in hart en nieren. Niets mooier dan onrecht bestrijden. Ik krijg heel veel energie van mijn werk.’
Henriëtte van Wermeskerken