– Raad van discipline Amsterdam, 17 december 2013, zaak nr. 13-209A, ECLI:NL:TADRAMS:2013:228.
– Zorg voor de cliënt.
– Gedragsregels 8, 11 en 24.
– Advocaat verzuimt te bevestigen dat klager in aanmerking komt voor een toevoeging.
Klager werd in voorlopige hechtenis genomen. Mr. X trad op als opvolgend raadsman voor klager in een grote fraudezaak. Per brief bevestigde mr. X de condities van de opdrachtverlening aan klager, maar hij vermeldde niet dat door de rechtbank een last tot toevoeging kon worden afgegeven. Mr. X bracht voor de verleende rechtsbijstand € 618.330,47 in rekening. Klager heeft daarvan € 515.664,22 betaald. Omdat klager niet kon betalen, bedong mr. X diverse zekerheden voor de betaling van de openstaande declaraties. Klager verwijt mr. X dat hij onvoldoende werd voorgelicht over de mogelijkheid gefinancierde rechtsbijstand te verkrijgen.
De raad stelt voorop dat een advocaat de verplichting heeft om een (toekomstige) cliënt erop te wijzen dat deze mogelijk in aanmerking komt voor gefi-nancierde rechtsbijstand. Deze verplichting geldt niet alleen bij het openen van een nieuwe zaak, maar ook bij voortzetting of heropening daarvan door een (opvolgend) advocaat. Bij het nakomen van deze verplichting zal de advocaat een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten.
Aan de in voorlopige hechtenis gestelde verdachte kan op grond van artikel 41 Sv ambtshalve een raadsman worden toegevoegd. Mr. X kan bij gebreke aan schriftelijke vastlegging niet aannemelijk maken dat hij klager er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat hij op deze wijze in aanmerking kwam voor gefinan-cierde rechtshulp, en dat klager afstand deed van het recht op gefinancierde rechtshulp, waarbij klager zich realiseerde dat hij het recht prijsgaf om een raadsman te kiezen die bereid was zich te laten toevoegen.
Klacht gegrond, maatregel: berisping.