Tobias Asser (1838-1913): Nobelprijswinnaar en grondlegger van het internationaal privaatrecht.
Tobias Michael Carel Asser werd in Amsterdam geboren op 28 april 1838 in een familie van vooraanstaande juristen. Zijn vader Carel Daniel Asser (1813-1890) was advocaat en later raadsheer in de Hoge Raad. Dankzij zijn neef Carel Asser (1843-1898), advocaat en nadien hoogleraar in Leiden, leeft de familienaam voort in de titel van de serie handboeken over het burgerlijk recht.
T.M.C. Asser studeerde rechten in Amsterdam en voltooide zijn studie in Leiden met het proefschrift ‘Geschiedenis der beginselen van het Nederlandsche Staatsregt, omtrent het bestuur der buitenlandse betrekkingen’. In 1860 vestigde hij zich als advocaat en procureur in de hoofdstad. Twee jaar later werd Asser aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre – de latere Universiteit van Amsterdam – benoemd tot hoogleraar in het ‘hedendaagse recht’ en vanaf 1877 was hij buitengewoon hoogleraar handelsrecht en internationaal privaatrecht. In zijn aanpak van het academisch onderwijs, zijn hoorcolleges en wijze van doceren, stelde Asser de rechtspraktijk voorop. Zelf bleef hij gedurende zijn hoogleraarschap de advocatenpraktijk uitoefenen. Pas bij zijn vertrek naar Den Haag in 1893 nam hij afscheid van de Amsterdamse balie.
Kenmerkend voor Asser waren zijn belangstelling en inzet voor de ontwikkeling van het internationale handelsrecht. Niet alleen vanuit de wetenschap, maar ook door praktisch optreden, waarbij zijn diplomatiek en organisatorisch talent naar voren kwam. Kort na zijn studie – Asser was amper 22 jaar – nam hij als lid van de Nederlandse delegatie deel aan de Conferentie van Koblenz over de vrije scheepvaart op de Rijn. Vooral de Rijntollen vormden in de opvatting van Asser, voorstander van vrijhandel, een belemmering voor de handelspositie van Nederland. Naast zijn publicaties over dit onderwerp startte Asser in 1869 met twee medewerkers de Revue de droit international et de législation comparée en in 1873 was hij in Gent een van de oprichters van het Instituut voor Internationaal Recht.
Asser mag vooral worden gezien als een van de grondleggers van het internationaal privaatrecht. Hij was sinds 1870 lid en later voorzitter van de Staatscommissie voor internationaal privaatrecht. Zijn in 1880 verschenen handboek ‘Schets van het internationaal privaatregt’ werd in diverse landen vertaald.
Vanaf 1890 vormde Asser ook de drijvende kracht achter de ambitie om tot een codificatie te komen van het internationaal privaatrecht. Op initiatief van de Nederlandse regering werd in 1893 de eerste Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht geopend, waar Asser prompt tot voorzitter werd gekozen. Ook de daaropvolgende conferenties, in 1894, 1900 en 1904, werden door Asser voorgezeten.
Als bekroning voor zijn bijdrage aan de oprichting van het Internationale Hof van Arbitrage tijdens de Haagse vredesconferentie in 1899 ontving Asser (samen met de Oostenrijkse pacifist en journalist Alfred Fried) in 1911 de Nobelprijs voor de Vrede. In 1904 was deze prestigieuze prijs al toegekend aan het Instituut voor Internationaal Recht, ‘voor haar pogingen, als onofficieel orgaan, voor het ontwikkelen van de standaardprincipes van de wetenschap en het internationaal recht’. Als medeoprichter mocht Asser delen in de eer, al zeven jaar was hij zelf laureaat. En tot op heden is Asser de enige Nederlandse winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede.
Met de aan die Nobelprijs verbonden financiële middelen zette Asser zich in voor het stichten van de Haagse Academie voor Internationaal Recht. Volgens zijn wens zou dit instituut worden ondergebracht in het Vredespaleis. Hoewel hij op 29 juli 1913, kort voor de officiële opening van het Vredespaleis overleed, ging zijn wens tien jaar later alsnog in vervulling.
Robert Sanders