De kwaliteit van de beroepsopleiding moest beter, luidde vier jaar geleden de conclusie van de Commissie-Kortmann. Dus stortte de eerste lichting van een drastisch vernieuwde opleiding zich in het najaar van 2013 enthousiast op de stof. Dat het onderwijs zwaar zou zijn, hadden de deelnemers wel verwacht. Maar zó zwaar?
Gretig, stralend, vastbesloten en vol verwachting. Dat was advocaat-stagiaire Roxy de Weijer toen ze vorig jaar begon aan de nieuwe beroepsopleiding. Nu, aan het begin van het tweede jaar van de opleiding, heeft de jonge Rotterdamse advocate gemengde gevoelens. Enerzijds is ze enthousiast over het beroep van advocaat, anderzijds worstelt ze met de zwaarte van de opleiding. ‘Daar gáán we weer,’ zegt ze. ‘Ik heb het gevoel of ik de afgelopen tijd een paar jaar ouder ben geworden.’ Nu heeft De Weijer keurig haar toetsen en tentamens gehaald, maar dat ging niet zonder moeite. Het eerste cohort van de vernieuwde beroepsopleiding kreeg het aardig voor de kiezen, blijkt uit een rondgang langs deze advocaat-stagiaires. De ‘kwaliteitsimpuls’ van de nieuwe opleiding wordt door sommigen als schier onmenselijk ervaren.
Toch aarzelen deze stagiaires als ze hun verhaal vertellen. Want zo’n opleiding moet ook wel een beetje zwaar zijn, advocaat worden is immers niet zomaar wat. Ze staan heus wel hun mannetje. En op de inhoud van de nieuwe opleiding is niks aan te merken: die is echt interessant, leerzaam, nuttig en inspirerend. Nieuwe vakken als beroepsethiek krijgen enthousiaste reacties, de deskundigheid van docenten dwingt respect af, en ook de flexibiliteit van de online ‘e-learning’ wordt gewaardeerd – mits de diverse foutmeldingen en de dwaaltochten door de irritante navigatie gauw worden uitgebannen. De lichting 2013 is er een van ‘proefkonijnen’, naar eigen zeggen, en dat is nu eenmaal zo, ‘iemand moet de eerste zijn,’ zegt De Weijer. Maar haar kantoorgenoten zijn bepaald niet jaloers op haar uitverkorenheid: ‘Die zijn dolblij dat ze de cursus oude-stijl hebben afgerond.’
Het grootste bezwaar is de onduidelijkheid over de studiebelasting, die de Nederlandse Orde van Advocaten volgens veel stagiaires wel érg optimistisch laag gesteld heeft. Alleen al het maken van de omvangrijke thuisopdrachten en proeftoetsen kostte veel stagiaires soms vele malen meer tijd dan de website aangaf. Dit frustreert sommige deelnemers. De Weijer: ‘Er zou één dagdeel voor staan om bij wijze van spreken een compleet boek door te nemen. Ik weet niet wie dat kan in een middagje, maar mij kostte het toch echt drie dagdelen.’ Tijdens de lesdagen was dat volgens de stagiaires het gesprek van de dag: hoeveel tijd was jij kwijt met die opdracht? Ben ik nou gek, of dom, of is dit gewoon echt heel veel werk? Ze ‘schrok zich rot’ van de zwaarte van toetsen en tentamens: ‘Ik heb goede advocaten gezien die de toets niet haalden en nu een ander beroep overwegen. Getalenteerde juristen belanden zo in het bedrijfsleven, dat is juist wat de Orde niet wilde.’
De Orde zelf benadrukt dat de opleiding zwaarder is geworden om een hoge kwaliteit te garanderen. Omdat bij veel kantoren nog het beeld van de oude opleiding bestaat, kan dat soms leiden tot een grote druk op de schouders van de stagiaires, zegt directeur Monique van de Griendt van uitvoeringsorganisatie CPO/Dialogue: ‘Sommigen krijgen te horen “op ons kantoor is nog nooit iemand gezakt” – maar die gevestigde advocaten beseffen niet dat de opleiding nu zwaarder en minder vrijblijvend is.’ Een van de geïnterviewde stagiaires zegt dat ze van uitputting al eens overwoog om er mee op te houden: ‘Er komt al zo veel op je af in zo’n eerste jaar: eerste baan, een nieuw kantoor, nieuwe collega’s, een nieuwe opleiding. Er is geen moment rust om alle indrukken te verwerken, alle weekenden en vakanties gaan op aan studeren.’
Eisen
Advocaat-stagiaire Marco van Duijn is wat ouder dan zijn medecursisten: hij koos op latere leeftijd voor de advocatuur en heeft zijn eigen praktijk. Hij betaalt de opleiding dan ook zelf, en sloot er zelfs een lening voor af. Omdat hij ‘vele malen meer tijd’ kwijt was aan huiswerk en studie dan was voorgespiegeld, werd hij naar eigen zeggen gedwongen om zaken te weigeren. Hij overweegt nu een schadevergoedingsprocedure en start een bezwaarschriftprocedure tegen de Orde. Eerder diende hij met een tiental medecursisten een klacht in over de te zware belasting van de minor burgerlijk recht. De groep verzocht de Orde om in te grijpen en de studielast terug te brengen ‘tot realistische proporties’. Van Duijn: ‘Kijk, ik wil gewoon mijn opleiding afronden en een goede advocaat worden, dus dan is ruzie met de Orde niet zo handig. Maar ze stellen wel onrealistische eisen. En als er sneller was geluisterd had ik meer waardering gehad. Nu baal ik.’ Hij weet zich gesterkt door zijn bestuursrechtspecialisatie en gaat er vol tegenaan: ‘Dit is mijn ding.’
Er zijn ook andere geluiden. Advocaat-stagiaire Willemijn Vermeer merkt op dat omgaan met ‘rommeligheid en rare vragen’ ook deel uitmaakt van de dagelijkse advocatenpraktijk. ‘Cliënten zijn ook niet altijd duidelijk, als advocaat moet je een bepaald inschattingsvermogen hebben en analytisch inzicht.’ Ze zegt juist blij te zijn met de zware opleiding: ‘Dat heb ik liever dan een cursus die wordt weggelachen, nu krijg ik echt waar voor mijn geld.’
Vermeer vindt dat de organisatie juist goed luistert naar kritiek. ‘Soms zelfs iets té goed,’ lacht ze: na klachten over de locatie in Amsterdam – deelnemers mochten in de zaal geen broodje eten, maar alleen buiten – is de setting verplaatst naar elders. Vermeer volgt de leerlijn civiel recht, en ondanks dat de kennis sinds haar afstuderen in 2004 wat was weggezakt, kon ze de stof goed volgen. ‘Het kostte mij ook veel meer tijd dan ik had verwacht, maar ik vind dat de reacties wel wat positiever mogen.’ Ze kan zich wel degelijk ook vinden in de kritiek van haar medestagiaires van het eerste cohort, maar vindt dat CPO/Dialogue daar adequaat mee is omgegaan en goede aanpassingen heeft gedaan. ‘Er gingen dingen mis, maar het begon erop te lijken dat ineens elke tegenslag de schuld was van de organisatie. Advocaten zijn gewoon heel kritische mensen, dus dan krijg je dat. Het is niet helemaal eerlijk, ik vind dat er in zo’n korte tijd echt een prima opleiding is neergezet, met uitstekende docenten.’ Vermeer oppert dat de beroepsopleiding voor veel mensen toch een verrassing was, ‘het is nu eenmaal anders dan de universiteit’.
Intussen zit stagiaire Faton Bajrami nog in spanning. Hij zakte voor het tentamen van de leerlijn bestuursrecht, en ook na aanpassing van de normering en het schrappen van vragen is het onzeker of hij slaagt. Bajrami ging bijna twijfelen aan zijn kunnen, maar ziet zich gesteund door zijn patroon, die met vijftien jaar bestuursrechtervaring stelt dat Bajrami 2,5 punt te weinig zou hebben gekregen doordat antwoorden ten onrechte zijn fout gerekend. Zijn patroon tekende mede namens Bajrami beroep aan: niet alleen tegen de examenuitslag, maar ook tegen de ‘rammelende opleiding, het ontbreken van een boek en de bij stagiaires gecreëerde onzekerheid over zo’n beetje alles’. Ze hebben overleg gehad met AR-lid Marjan van der List en Van de Griendt van de uitvoeringsorganisatie, maar Bajrami is nog niet gerustgesteld.
De meeste klachten vinden hun oorsprong bij het eerste cohort, zegt Van de Griendt. ‘Het onderwijs en de toetsing zijn gebaseerd op de vakbeschrijvingen. De vakbeschrijving van de major en minor burgerlijk recht bleken in de praktijk te uitgebreid voor het aantal voorgeschreven dagdelen.’ Van der List erkent dat ook: ‘Het ambitieniveau van de Orde was hierbij te hoog.’
Tegelijk werden binnen andere vakken volgens Marco van Duijn juist onbegrijpelijk gedetailleerde uitstapjes gemaakt, zoals bij de minor burgerlijk recht: ‘Ik wilde dat vak volgen om naast mijn bestuursrechtelijk specialisme meer kennis op te doen van de civiele praktijk; maar het belang ontgaat me van het op microniveau bespreken van de kleinste eigenaardigheden binnen het huwelijksvermogensrecht. Een vreemde keus om dat te onderwijzen aan mensen die juist kiezen voor de wat “globalere” minor omdat ze zich daarin verder níét willen specialiseren.’ Van Duijn is boos dat zijn loopbaan als advocaat op het spel staat door kinderziektes en onverwachte effecten van een kersverse opleiding. Met ingang van het derde cohort is er een nieuwe vakbeschrijving voor de major en de minor burgerlijk recht, waar onder meer het huwelijksvermogensrecht is uitgehaald.
Tekentafel
AR-lid Van der List is tevreden over de nieuwe opleiding. ‘Inhoudelijk is het uitstekend. We hebben zo veel mogelijk vanuit het perspectief van de stagiaire gedacht, we willen dat iedereen profijt heeft van de opleiding en er juichend doorkomt. Maar wat je op de tekentafel bedenkt, blijkt in de praktijk niet altijd allemaal perfect. Het is altijd wijsheid achteraf, maar ik zou niet weten wat we nog meer hadden moeten doen.’
Van de Griendt wijst erop dat de e-learning, inclusief de huiswerkopdrachten, is ontwikkeld door juristen en wetenschappers en getest is door junior advocaten. ‘De geschatte studieduur is vastgesteld op basis van hun ervaringen. Zij konden in die uren goed de stof doornemen. Ik heb ook stagiaires gesproken die er prima mee uit de voeten konden.’ De problemen met navigatie en andere gebruiksonvriendelijkheden, zoals de verspreide vindplaatsen van studiemateriaal, zijn al in februari opgelost. ‘We kunnen een geheel nieuwe opleiding niet met één druk op de knop in gang zetten,’ zegt Van der List.
Volgens de Orde zijn de evaluaties overwegend positief, en worden er doorlopend aanpassingen gedaan. ‘De conclusie na een jaar is dat het huis goed gebouwd was, maar dat nog een enkel raam niet goed sloot. Sommige zaken worden pas zichtbaar als je ermee aan de slag gaat,’ zegt Van der List. Uitvoerder Van de Griendt: ‘De tweede lichting heeft al veel minder klachten.’
Uit feedback van enquêtes die de Jonge Balie heeft gehouden, blijkt dat de tweede lichting nog veel dezelfde klachten heeft. Toch denkt Jonge Balie bestuurslid Frederik Bouwman dat het in werkelijkheid meevalt: ‘Na gesprekken met de opleidingscoördinator van de Orde en CPO/Dialogue hielden we een positief gevoel over en hebben we het idee dat de klachten ter harte worden genomen.’ Hij vermoedt dat het tweede cohort van cursisten ‘de perceptie heeft aangepast aan de situatie’, oftewel, door verhalen van hun voorgangers vrezen stagiaires het ergst en dan zien ze ook het ergst.
Naast de klachten over tentamens en studielast zijn er ergernissen over de afhandeling van die klachten. Marjan van der List zegt juist dat CPO/Dialogue een groot compliment verdient voor het snelle reageren op berichten van stagiaires, en dat ook met klagers veelal uitgebreid in gesprek is gegaan. ‘Misschien dat er soms iets doorheen glipt, maar in het algemeen is de feedback serieus genomen en beantwoord.’
Bouwman ziet dat het vooral de onduidelijkheid is waaraan veel stagiaires zich ergeren: ‘Het is niet erg dat de opleiding zwaar is, zolang je dat van tevoren duidelijk weet en studietijd kunt inplannen.’ De Jonge Balie zou onder meer graag zien dat een helder curriculum en het voorlopig rooster voor de gehele opleidingsperiode van drie jaar worden gepubliceerd, dan weten deelnemers waar ze aan toe zijn: ‘Stagiaires stappen op een rijdende trein en hebben geen idee wat er gaat gebeuren,’ zegt Bouwman.
‘We zijn daar mee bezig,’ reageert Van de Griendt. Het rooster is een logistieke puzzel waarin met tientallen factoren wordt gerekend: zoals de beschikbaarheid van docenten gedurende de volle drie jaar, de overlap van vakken en de logische indeling van drie tentamenkansen. CPO/Dialogue laat nu software op maat ontwikkelen waarin deze halfjaarlijkse puzzel kan worden opgelost. In elk geval valt ook voor de komende lichting niet verder te plannen dan het komende jaar: op de website staan voor de eerste en tweede lichting de weekschema’s tot en met het derde jaar, voor de derde lichting is dat bekend tot 2015. In de digitale leeromgeving staat wel een individueel jaarrooster.
De behoefte om van papier te studeren is ook opgepakt, zegt Van de Griendt. Secretaresses van stagiaires printten de digitaal aangeboden readers, omdat deelnemers het studiemateriaal liever niet van het scherm lazen. Maar e-learning is nu eenmaal een methode waaraan deelnemers zullen moeten wennen, zegt uitvoerder Van de Griendt: ‘Tussen de leerstof staan ook filmpjes die bekeken moeten worden, dat kun je niet vertalen naar papier.’ De pdf’s zijn sinds kort te bekijken in het programma flipviewer, waarin ook aantekeningen en markeringen gemaakt kunnen worden en die de voorgeschreven materialen met een druk op de knop printbaar maakt. ‘Wij blijven continu bezig om de digitale leeromgeving nog gebruiksvriendelijker te maken. Digitale ontwikkelingen gaan razendsnel, en daar maken we zo nodig gebruik van.’
Stagiaire Bajrami is gespecialiseerd in strafrecht en internationaal recht, maar in overleg met zijn patroon koos hij voor de major bestuursrecht; dat zou op kantoor goed van pas komen. Nu vreest hij dat zijn loopbaan op losse schroeven komt te staan. ‘Achteraf had ik beter kunnen kiezen voor de major strafrecht, waar ik beter in thuis ben, dan liep ik minder risico dat ik het tableau moet verlaten. Dan kon ik me op een later moment in bestuursrecht verdiepen.’
Volgens Marjan van der List is het juist de bedoeling om een leerlijn te volgen die aansluit op je praktijk. Van der List: ‘Zo kun je een casus waarmee je op kantoor worstelt tijdens de lesdagen voorleggen aan deskundigen.’ Met een diagnostische zelftoets aan het begin van de opleiding kun je testen of je voldoende basiskennis hebt van het vak. ‘Anders moet de docent onder dat niveau lesgeven en dan komt de kwaliteit weer in gevaar.’ Ze benadrukt dat kantoren voordeel kunnen halen als hun stagiaire zich tijdens de opleiding kan verdiepen in specialistische onderwerpen, ‘dat is zeker voor kleinere kantoren een interessante winst’.
Daar ligt tegelijk ook een groot spanningsveld: ondanks de inspanningen van de Orde om kantoren te betrekken bij de opleiding en ze goed te informeren over de toegenomen werkdruk voor hun pupillen, blijkt volgens de stagiaires nog altijd veel onbegrip te bestaan. Omdat veel contacturen zijn vervangen door zelfstudie via e-learning, moeten deelnemers in hun vrije tijd of tijdens kantooruren studeren. Van de Griendt: ‘Vroeger had je elke week een lesdag, dus dan was de stagiaire weg van kantoor. Nu zijn er minder van die dagen, en zit de stagiaire gewoon achter het bureau, terwijl die alsnog een hele dag aan studie zou moeten besteden. Dat wordt door collega’s niet altijd begrepen.’
Om kantoorgenoten van de deelnemers nog beter te informeren over de verzwaarde opleiding, worden nu ook patroons uitgenodigd tijdens de introductiemodule in Woudschoten voor een presentatie van de nieuwe leermethode. ‘Dat was fantastisch,’ zegt Van der List. ‘Nu hebben patroons gezien hoezeer ook zij profijt hebben van de nieuwe materie.’
Het is voor iedereen wennen, zegt Marjan van der List. Stagiaire Roxy de Weijer is intussen moedig begonnen aan het tweede jaar: ‘Er moet altijd een eerste lichting zijn, niemand kan daar iets aan veranderen. Wij maken de weg vrij voor de rest. Helaas heeft dat ons die extra energie gekost.’
Olga van Ditzhuijzen