Het wetsvoorstel dat vereenvoudiging en digitalisering in het procesrecht via het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) beoogt is op 20 oktober openbaar gemaakt. Uit het wetgevingsadvies blijkt dat de Raad van State niet onverdeeld enthousiast is over het wetsvoorstel. Voorzitter van de Raad voor de rechtspraak Frits Bakker liet in het Advocatenblad van oktober nog weten dat de Raad van State het wetsvoorstel in hoofdlijnen steunde. De Raad van State onderschrijft in het advies weliswaar de strekking van het wetsvoorstel, maar stelt tevens dat aanpassingen noodzakelijk zijn.Bijlage:Link:

Zo is de Raad kritisch over de koppeling tussen digitalisering en vereenvoudiging. In het Advocatenblad zei Bakker dat deze twee gekoppeld zijn, omdat de automatisering van vooral het civiele recht (met ‘een enorme kerstboom aan regels’) ingewikkeld bleek. Daarnaast is het de bedoeling dat het procesrecht eenvoudiger wordt voor de rechtzoekende en procedures sneller verlopen.

De Raad van State brengt daar tegenin dat het voor de vereenvoudiging en uniformering van het civiele procesrecht en versnelling van de civiele procedure niet zonder meer noodzakelijk lijkt om de procedures te digitaliseren. ‘Door beide ongelijksoortige onderwerpen volledig te koppelen worden de met het wetsvoorstel beoogde vereenvoudiging, uniformering en versnelling bovendien afhankelijk van het welslagen van de automatisering. Dat welslagen is nog allerminst zeker,’ stelt de Raad.

De geplande gefaseerde invoering zou dit enigszins kunnen ondervangen, maar dat leidt weer tot naast elkaar bestaande procedures en daardoor tot onoverzichtelijke situaties. Aanpassing op dit punt is volgens de Raad noodzakelijk, maar de minister van Veiligheid en Justitie blijft de aanpassingen in de civiele procedure koppelen aan digitalisering, zo blijkt uit het nader rapport. Volgens de minister zou vereenvoudiging en digitalisering loshalen leiden tot overbelasting van de organisatie van de gerechten en een zwaar beroep doen op de ketenpartners. Die moeten dan immers twee maal in korte tijd hun werkprocessen aanpassen.

De Raad maakt ook opmerkingen over de financiële gevolgen van het wetsvoorstel; onduidelijk is wat de kosten van KEI zullen zijn en wie die zal dragen. De minister heeft op dit punt paragraaf 17 van de memorie van toelichting aangepast. Een derde belangrijk punt van feedback zag op het onderscheid tussen vorderingen en verzoeken. Er komt straks één procesinleiding en basisprocedure voor verzoeken en vorderingen, maar het wetsvoorstel wijzigt niets aan de keuzes die in het materiële recht zijn gemaakt voor een bepaalde procedure.

Aangezien het verschil tussen verzoekschriften en vorderingen in het verleden ‘betrekkelijk willekeurig’ is gemaakt volgens de Raad, is het advies om alle vorderingsprocedures en verzoekprocedures te bezien en eventueel te herzien. Volgens de minister is dit niet eenvoudig en heeft hij dit advies niet meegenomen in het ingediende wetsvoorstel. Wel zegt Opstelten toe later te bezien of verdere harmonisatie van vordering- en verzoekprocedures mogelijk is.

Het is nog niet bekend wanneer de Tweede Kamer over het wetsvoorstel debatteert.

Nathalie Gloudemans-Voogd

Advertentie