Basisdingetje: in een strafzaak moet je het dossier kennen. En geïrriteerde rechters zijn er om het hoofd te bieden.

Mr. X stond twee Roemeense verdachten bij in een supersnelrechtzaak. Hij had ervaring met strafrecht maar het was de eerste keer dat hij zo’n zitting deed. Hij wist bijvoorbeeld niet waar je in zo’n geval de stukken afhaalt. ‘Zitten de aangiftes in het dossier?’ vroeg mr. X bij aanvang van zijn pleidooi. Met die vraag verried hij dat hij de stukken helemaal niet had gezien. De rechter meldde het voorval bij de raad van toezicht, zoals rechters onlangs hebben beloofd te zullen doen om de kwaliteit van de advocatuur te helpen opvijzelen.

Er kwam een dekenklacht van, en die was succesvol. Twee cliënten die geen Nederlands spreken en die een vrijheidsstraf boven het hoofd hangt – en dan als advocaat zonder dossier maar wat gaan improviseren… Het pleidooi van mr. X was volgens de Amsterdamse raad van discipline een slag in de lucht. Hij had kunnen en moeten weten waar het dossier was. En een advocaat die het dossier niet heeft, moet dat bij het begin van de zitting melden en om schorsing vragen. Dat mr. X later verklaarde dat hij zich bij zijn keuzes had laten leiden door het feit dat de rechter zo knorrig was, vond de raad alleen nog maar zorgelijker. Zoiets mag een advocaat niet passief (of in de woorden van mr. X: nederig) maken. Mr. X zat nog in de proeftijd van een voorwaardelijke schorsing van drie maanden. Die moet hij nu vanaf 1 november uitzitten. En hij krijgt er een berisping bij, maar daarvan kan hij nog in appel. Trouwens: dat dossier lag bij de bode.

Trudeke Sillevis Smitt

Advertentie