Humor en het werk van de advocaat. Het is geen vanzelfsprekende combinatie. Maar hoe kunnen advocaten humor toch inzetten, bijvoorbeeld in de rechtszaal?

 

Afgelopen september ging het mis op het jaarcongres van de Nederlandse Orde van Advocaten. De maaksters van het televisieprogramma Toren C verzorgden het afsluitende cabaret, maar dat viel niet bij iedereen goed. Voorzitter van de Raad van Advies van de Orde Thom de Graaf werd als ‘vrijwilliger’ het podium op geroepen en kreeg een rol als buikspreekpop, maar de dames gingen te ver en De Graaf verliet vroegtijdig het podium. 

Stand-upcomedian Jeroen Pater geeft vaardigheidstrainingen (onder meer presentatieskills) aan advocaten in opleiding, vanuit zijn psychologieachtergrond. Hij haalt dit pijnlijke voorbeeld aan om aan te geven dat je je bij het gebruik van humor altijd bewust moet zijn van je publiek. ‘Wat ging er fout? De maaksters van Toren C verscholen zich achter hun creatieve vrijheid. Maar als je wordt ingehuurd, dan is je creatieve vrijheid beperkter.’ Pater: ‘Probeer eens te reflecteren, denk ik dan. Ik voel feilloos aan waar de grens ligt. Dat moet je als advocaat ook hebben, tot hoe ver kun je gaan bij een rechter? Dat leer je alleen maar door het heel vaak te doen.’ 

De rechter zelf gaat ook wel eens te ver met zijn gevoel voor humor. Zo werd in 2012 (ECLI:NL:RBMAA:2012:BX3771) een rechter in Maastricht met succes gewraakt omdat hij tijdens een boedelscheidingsprocedure grappen had gemaakt die door de mannelijke partij niet werden gewaardeerd. Zijn ex-vrouw lachte er hartelijk om. Dit wil overigens niet zeggen dat humor niet is geoorloofd. Dat blijkt uit jurisprudentie van een strafzaak in Utrecht, waarin een wrakingsverzoek niet gehonoreerd werd (ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ1113). De verdachte, die terechtstond voor diefstal met geweld, bekeek foto’s in het rechtbankdossier. De rechter, die door de deur van de zaal keek, vroeg ‘grappend’ aan de officier van justitie of deze erop toe wilde zien dat er geen stukken uit het dossier verdwenen. Er werd geoordeeld dat het van belang was dat, ‘ook bij de behandeling van (ernstige) strafzaken, in de communicatie tussen de daarbij betrokken professionals, onder wie de rechter, ruimte bestaat om, als zich daartoe de gelegenheid voordoet, elkaar met een zekere luchtigheid te bejegenen. Humor kan daarbij een nuttige, want relativerende functie vervullen’.

Het feit dat Pater behalve psycholoog vooral comedian is, maakt dat hij zich na al die jaren trainen kan inleven in de rol van advocaat bij bijvoorbeeld het houden van een pleidooi. ‘Het resultaat van comedy is anders, maar de vorm is hetzelfde: aandacht vasthouden. Als je op het podium staat, krijg je direct terug of je de aandacht nog hebt van je publiek.’ Zo werkt het ook in de rechtbank volgens Pater. ‘Als je eenmaal in de rechtbank bent aangekomen, is het ieder voor zich. Focus op de rechter en doe alsof je de belangrijkste zaak van het jaar behandelt, elke keer opnieuw. Humor heeft zin, mits goed gebruikt. Humor kan iemand ontvankelijker maken voor je verhaal. Maar het moet niet sarcastisch zijn, bedenk dat je wellicht nog met de andere partij de gang op moet om te onderhandelen. Het gebruik van humor moet wel bij je passen; de oom die standaard om middernacht op een feestje moppen gaat tappen, die kan dat dus niet.’

Jeroen Pater somt vijf tips op die hij beginnend advocaten leert: 1) Wees intern gemotiveerd. Wees geen pleaser, maar speel en vertel een verhaal waar je zelf voor honderd procent achter staat. Neem je publiek mee in jouw wereldverhaal. 2) Blijf continu contact houden met je publiek (de rechtbank). Observeer je toehoorders en pas de vorm, het tempo of het gedrag aan als je merkt dat de aandacht verslapt. 3) Ken je opening (het begin) uit je hoofd. 4) Accepteer je spanning, maar communiceer die niet. 5) Improviseren is luisteren en reageren. Herhaal desnoods wat de ander gezegd/gevraagd heeft. 

Pater is erg te spreken over de jonge advocaten die hij opleidt. ‘Het zijn gemotiveerde, ambitieuze high professionals. De meeste advocaten zijn kritisch, scherp en willen zichzelf verbeteren.’ Uiteraard is er in de opleiding genoeg ruimte voor verbetering. Pater spreekt echter liever van ‘ontwikkelpunten’. ‘Dat zit bij het pleiten dan vooral in de manier van presenteren; niet zomaar vanaf papier voorlezen, maar daadwerkelijk presenteren.’ Sommigen richten zich té veel op de inhoud, volgens Pater. ‘En er kan bovendien nog wel gelet worden op de variatie in stemgebruik, zoals intonatie, volume, tempo en af en toe een pauze laten vallen.’ Dat alles vereist oefening. Hij onderstreept het belang van kritisch je eigen optreden beoordelen. ‘Je moet een reflecterend vermogen hebben. Maar ik ga er vanuit dat elke advocaat dat heeft. Anders moet je niet aan dit vak beginnen.’

 

 

Werkt humor? 

Wat vinden advocaten van de tips van opleider Jeroen Pater?

INEZ WESKI: ‘Ga in elk geval nooit van tevoren een “grapje” verwerken. Dat valt meestal dood tussen de zinnen en zal mogelijk slechts plaatsvervangende schaamte of zelfs agressie veroorzaken. Humor komt ongepland op meestal de juiste momenten voor alle aanwezigen in de zittingszaal en is elders gewoon afwezig.

Men kan niet in halfslaap overtuigen, niet murmelend vrijspraak of begrip bepleiten. Er moeten voor een overtuigend betoog zelfs allerlei niveaus van spanning zijn ingebouwd. De luisteraar moet als het ware in de loop van het betoog meegevoerd willen worden in de dan gedeelde en dan logische weg naar de conclusie. Nog net geen hypnose als het ware.’

 

THEO HIDDEMA zoekt altijd de vrolijke noot, zegt hij. Maar, ‘dit soort tips zijn zinloos. Het is simpel: een advocaat moet op de toppen van zijn kunnen presteren en legt zijn hele ziel en zaligheid in zijn betoog. En je ziel en zaligheid zijn geheel verbonden met je eigen persoonlijkheid en die is weer gebaseerd op levenservaring en je genen. Dat valt niet te vatten in voor iedereen toepasbare tips. Ik kan elke keer weer anders pleiten, dat is afhankelijk van de stemming en het humeur op de zitting en hoe rechters en officieren op je reageren. Je moet ze wel een beetje kietelen. Je gaat er intuïtief op af.’

 

GERARD SPONG: ‘De opening mag ook best op schrift zijn. En je moet niet proberen bij de eerste zin al de grappige paljas uit te hangen. Je moet humor niet al te overvloedig gebruiken, maar bijvoorbeeld op een moment dat de aandacht dreigt te verslappen. 

Ik bereid me goed voor, neem geen laptop mee, zodat ik goed kan luisteren en alles op me in kan laten werken en dan, waar nodig, al improviserend kan reageren. Als je je goed voorbereidt, kun je juridisch niet voor verrassingen komen te staan. Door goed te luisteren en door de kennis die je hebt, kun je meestal wel het juiste argument vinden om goed te reageren. En als het kan, met een vleugje humor.’

Download artikel als PDF

Advertentie