Deze uitspraken zijn geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Hester Uhlenbroek, Ed van Liere, Peter Drion, Harro Knijff, Carel Gaaf en Robert Sanders. De letterlijke tekst van de uitspraken is te vinden op tuchtrecht.nl.
NIET MEEWERKEN AAN TUCHTRECHTELIJK ONDERZOEK
De deken controleerde als toezicht-houder het gebruik van de derden-geldenrekening van mr. X. Dat leidde tot diverse afspraken tussen de deken en mr. X, die deze ondanks herhaalde herinnering niet, althans slechts gedeeltelijk, nakwam. Bovendien handelde hij in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Hij vroeg, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geen advocatenpas aan. Daardoor kon hij zijn individuele opgave en de kantooropgave inzake de controle op de naleving van de verordeningen niet digitaal bij de Orde van Advocaten bezorgen.
De deken diende een bezwaar in, en mr. X voerde daartegen geen verweer. Wel vroeg hij diverse malen in verband met gezondheidsproblemen om aanhouding van de behandeling door de raad. In verband daarmee werd aan mr. X medegedeeld dat hij een gemachtigde mocht aanwijzen, die ter zitting het woord voerde. Daaraan gaf mr. X geen gehoor.
De raad houdt de behandeling niet aan omdat het om dekenklachten gaat en de behandeling al diverse malen op verzoek van mr. X is aangehouden, terwijl mr. X niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt zich te laten vertegenwoordigen. Hetgeen in de klachten is gesteld is niet weersproken en staat daarmee vast.
Klachten gegrond; voorwaardelijke schorsing voor één jaar, met een proeftijd van twee jaar.
TUCHTKLACHT TEGEN BESTUURDERS KANTOOR-BV
X Advocaten bv plaatste op haar website het Woordenboek Juridische Terminologie en Politiejargon, om de bekendheid van het kantoor bij potentiële cliënten te vergroten. Het kantoor deed dat zonder bronvermelding en zonder toestemming van of overleg met de ontwerper van dat woordenboek. De ontwerper beklaagt zich over deze publicatie.
De klacht is gericht tegen ‘X Advocaten’. Het tuchtrecht voor advocaten gaat uit van klachten over het handelen van een individuele advocaat. Kan deze klacht worden ontvangen?
Met de raad is het hof van oordeel dat indien het gedrag waarover wordt geklaagd alle leden van een maatschap kan worden aangerekend, de tegen de maatschap gerichte klacht kan worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap (vgl. Hof van Discipline, 8 januari 2007, nr. 4520). Hetzelfde heeft te gelden indien het advocatenkantoor wordt gevoerd in de vorm van een besloten vennootschap. In dat geval wordt de klacht geacht te zijn gericht tegen de individuele (advocaat-)bestuurders van de besloten vennootschap.
Met de raad is het hof van oordeel dat de klacht gegrond is. Mr. Y heeft verklaard dat de bestuurders van de vennootschap na overleg met alle advocaten die in dienst van de vennootschap zijn, hebben besloten het woordenboek op de website van het kantoor te plaatsen. De beslissing waarover wordt geklaagd is dus door beide bestuurders genomen. De klacht tegen ‘X Advocaten’ kan daarom worden opgevat als een klacht die is gericht tegen de individuele bestuurders van de vennootschap (mrs. X en Y).
Omdat het woordenboek op eerste verzoek van klager van de website is verwijderd, wordt geen maatregel aan hen opgelegd.
ONVOLDOENDE ONDERZOEK NAAR IDENTITEIT CLIËNT
Een werkgever van 57 matrozen verzocht mr. X om strafrechtelijke bijstand om de dienstboekjes van de matrozen terug te krijgen. Het OM had de dienstboekjes in beslag genomen op verdenking van mensenhandel, en wilde ze alleen aan de rechthebbenden afgeven. Daarop verstrekte mr. X 57 machtigingen. Het OM verdacht daarop mr. X ervan opzettelijk gebruik te maken van valse volmachten. Als verdachte verklaarde mr. X dat hij geen enkele keer contact had opgenomen met de matrozen, maar had vertrouwd op de deugdelijkheid van de machtigingen die een tussenpersoon hem gescand per e-mail had toegestuurd.
De deken diende vervolgens ambtshalve een klacht in, inhoudend dat mr. X in strijd handelde met artikel 7 lid 1 en 2 Vafi, zich ten onrechte bij het OM stelde als gemachtigde van de matrozen en zijn geheimhoudingsplicht schond.
De raad stelt vast dat mr. X geen onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van de tussenpersoon (de directeur van de werkgever) die bij hem op kantoor is geweest. Evenmin heeft hij voldoende onderzoek gedaan naar de identiteit van de matrozen. Ook indien de werkgever als cliënt dient te worden bestempeld, heeft mr. X zich onvoldoende vergewist van de identiteit van de directeur.
Mr. X had, juist nu hij geen rechtstreeks contact met de matrozen had, uiterste zorgvuldigheid moeten betrachten bij het beoordelen van de juistheid van de aan hem verstrekte machtigingen. Door het nalaten van die controle heeft hij zich bediend van machtigingen waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze zijn verstrekt door de matrozen.
Mr. X heeft tijdens het verhoor meegedeeld van wie hij de machtigingen had verkregen. Door deze persoon bij naam te noemen, heeft mr. X hem geïncrimineerd. Vaststaat dat de naam van deze persoon aan mr. X bekend is geworden in het kader van de zaak van de matrozen die hij in behandeling had. Het betrof daarmee volgens de raad informatie die direct met de zaak verband hield en die derhalve volledig onder de geheimhoudingsverplichting van mr. X viel.
De raad acht de tekortkomingen bij het vaststellen van de identiteit van de cliënten en de tussenpersoon ernstig en oordeelt dat mr. X zijn geheim-houdingsverplichting, een van de kernwaarden, heeft geschonden.
Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing voor twee weken.
TAAK DEKEN BIJ DELEGATIE KLACHTBEHANDELING
Klager diende eind 2009 een klacht bij de deken in tegen mr. Y. De deken liet op 4 februari 2010 aan klager en mr. Y weten dat de behandeling op grond van artikel 46c lid 3 Advocatenwet was gedelegeerd aan een ander lid van de raad van toezicht. Ondanks herhaalde rappels vernam hij niet van dat lid, reden waarom klager zich op 19 september 2011 tot de deken wendde. Ook deze reageerde niet, waarna klager hem op 24 oktober 2011 rappelleerde. De volgende dag bood de deken excuses aan en deelde hij mee de kwestie met het betrokken lid van de raad van toezicht te zullen bespreken. Telefonisch zegde dit lid klager op 27 oktober 2011 toe dat de klachtbehandeling zou worden voortgezet. Op 16 februari 2012 berichtte klager de deken dat hij nog niets had vernomen. Op 22 februari 2012 liet de deken weten dat hij de behandeling aan zich trok.
Klager beklaagt zich erover dat de deken de klacht tegen mr. Y. bewust heeft laten liggen en als deken heeft nagelaten de voortgang van de klachtbehandeling te bewaken.
De raad oordeelt dat een tuchtrechtelijk verwijt mogelijk is als een advocaat zich in een andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Omdat de wijze waarop het dekenonderzoek naar een klacht plaatsvindt in de Advocatenwet niet is geregeld, komt de deken daarbij een grote vrijheid toe (Hof van Discipline 10 januari 2011, nr. 5637): zijn handelen wordt marginaal getoetst. Heeft de deken in redelijkheid tot de inrichting van zijn onderzoek kunnen komen?
Na de delegatie van de behandeling van de klant heeft de deken geen inhoudelijke bemoeienis met de klacht gehad. Gelet op de uit de Advocatenwet voortvloeiende delegatie is de deken ook niet verantwoordelijk voor de inhoudelijke klachtbehandeling. Wel had hij, gelet op zijn taken en bevoegdheden, de voortgang van de klachtbehandeling moeten bewaken. Gedurende meer dan anderhalf jaar is er niets gebeurd. Door het handelen of nalaten van de deken is het vertrouwen in de advocatuur geschaad.
Klacht gegrond; enkele waarschuwing voor de (inmiddels ex-)deken.
Noot
Op dezelfde dag heeft de raad ook uitspraak gedaan in de zaak van klager tegen de opvolgend deken (zaak nr. 12-54b; ECLI:NL:TADRARN:2013:203). Die klacht werd ongegrond verklaard. Omdat de opvolgend deken in de betrekkelijk korte periode waarin hij als deken fungeerde onbekend was met het trage verloop van de klachtbehandeling, kan hem daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt