Vol verwachting kijkt Nederland naar de Raad van State, die in november indirect zal beslissen over de toekomst van Zwarte Piet. Het is niet de eerste keer dat van hogerhand geoordeeld wordt over het Sinterklaasfeest. Voor welke hete vuren stonden Sint en Piet nog meer?

Nicolaas was een ster in zijn tijd. Hij bracht vermoorde studenten weer tot leven, verdubbelde het graan in zijn woonplaats en bedaarde zeestormen. Vroom vastte hij als baby al en werd de jongste bisschop ooit. Het was ook een sympathieke man: hij wist drie jonge dames van de prostitutie te sparen door ’s nachts munten in hun schoenen te gooien. Geen wonder dus dat Nicolaas vrij snel na zijn dood op 6 december 340 heilig werd verklaard in de Grieks-orthodoxe kerk. Althans, dat is het vermoeden. Historische bronnen over de legendarische bisschop uit het Turkse Myra zijn nauwelijks bewaard gebleven. Onze kennis over de Sint is vooral te halen uit de talloze heiligenbeschrijvingen die onder meer te vinden zijn in Rita Ghesquieres Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas.

Na zijn heiligverklaring werd Nicolaas patroon van een bont gezelschap: kinderen, ongehuwde vrouwen, prostituees, geliefden, studenten, schippers, vissers, kooplieden, gevangenen en ja, ook advocaten riepen hem aan. Hij kwam zelfs rechtstreeks na Maria in de heiligenverering. Maar net als nu in de Zwarte Pieten-discussie was de bisschop van Myra niet altijd onomstreden. Wat heet, geregeld kwamen de heilige en diens viering in opspraak en meer dan eens leidde dit tot juridische controversen.

In een van de Sint-Nicolaas-legendes bijvoorbeeld die rond de elfde eeuw speelt, de legende van Crux, vragen monniken hun abt of ze net als in andere kloosters het feest van Nicolaas mogen vieren. De abt weigert; hij vindt het feest en de liturgische teksten te wereldlijk. De oude gebruiken mogen wat hem betreft niet verlaten worden voor ‘jonglerie’. Sint-Nicolaas zou dit probleem zelf hebben opgelost. Het verhaal wil dat de Sint ’s nachts in een droom aan de abt verschijnt. De heilige verwijt hem koppigheid en trots, waarna de abt alsnog overstag gaat: de monniken krijgen toch hun feest.

Ook in het middeleeuws kloosteronderwijs werd het Sint-Nicolaasfeest zwaar bevochten, zoals Sinterklaas-deskundige Frits Booy beschrijft in Sint Nicolaas van A tot Z. In december werd het feest van de Onnozele Kinderen gevierd – bedoeld werd ‘onschuldige kinderen’. De omgekeerde wereld gold dan: één jongen werd gekozen tot bisschop, naar het voorbeeld van Nicolaas die ook op jeugdige leeftijd de wijdingen ontving. De kinderbisschop verzamelde een gevolg van jongens met zwartgemaakte gezichten (vermoedelijk naar de duivel, die ook vaak zwart werd afgebeeld). De kinderen kregen geschenken en regelmatig liep dit feest uit de hand. Maar hoe vaak kerkbesturen het feest ook verboden, de gebruiken bleven in stand.

Ook de komst van het Sinterklaasfeest in wat nu Nederland is, had bepaald niet plaats zonder slag of stoot (zie ook kader ‘De geboorte van Sint en Piet’). En eenmaal ingeburgerd raakte het feest bij de geboorte van de Republiek der Verenigde Nederlanden in de zestiende eeuw opnieuw omstreden. In deze tijd viert het protestantisme hoogtij en protestanten verplaatsen de focus van decembervieringen naar het kerstfeest. De viering van Sinterklaas, per slot van rekening een katholiek heilige, werd in veel plaatsen met wet- en regelgeving tegengegaan. Van sobere calvinistische bestuurders mochten kinderen in sommige steden bijvoorbeeld hun schoen niet meer zetten vanwege de ‘excessen en overdaet’. Ook verboden nogal wat stadsbesturen, waaronder die van Delft, Tiel, Grave en Arnhem, jaar in, jaar uit, de ‘Sinter Niclaesmarckten’, waar bezoekers speelgoed en traktaties als speculaaspoppen, banketstaven en marsepein konden kopen. In Enkhuizen mocht in 1666 de verkoop op 5 en 6 december wel doorgaan, maar alleen van ‘ordinaris Broodt’. Geen letters van banket dus. Overigens gaf een stad als Amsterdam, met veel katholieke inwoners, als officiële reden voor het marktverbod op dat er te veel ‘fout’ volk ‘uyt allen hoecken der stadt, zelfs uyt huyzen met pesten geinfecteert’ op de Sinterklaasmarkten afkwamen.

De protestante bestuurders maakten zich niet populair met hun anti-Sintregels. Voor veel Nederlanders was het feest eerder een huiselijk dan een kerkelijk feest geworden. Net als nu stonden veel Nederlanders op om aantasting van ‘hun’ Sinterklaasfeest te bestrijden. Na opnieuw een Sinterklaasmarktverbod in 1663 ging de Amsterdamse jeugd massaal de straat op om te protesteren. Het stadsbestuur bond uiteindelijk in en de traditie won.

Sinterklaasmarkt

Tot halverwege de negentiende eeuw werden nog regelmatig Sinterklaasmarkten georganiseerd, vooral in Amsterdam, de stad waarvan Sint-Nicolaas de beschermheilige is. Bij de Sinterklaasmarkten en huiselijke vieringen was overigens niemand verkleed als de Goedheiligman. Het rooms-katholieke geloof was sinds de geboorte van de Republiek in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) officieel verboden en daardoor kon niemand straffeloos als bisschop over straat.

Het zou tot de opheffing van dat verbod in 1853 duren tot Sinterklaas weer in levenden lijve is te bewonderen. Ook de donkere helper duikt dan weer op, waarbij het prentenboek Sint Nicolaas en zijn knecht van Jan Schenkman beeldbepalend wordt. In Schenkmans boek wordt Piet neergezet als bediende van negroïde afkomst; eerst in harembroek en later in het zestiende-eeuwse pagepak dat hij nu nog steeds draagt. Niet lang daarna volgen Sinterklaasintochten. Amsterdam onthaalt de Sint officieel voor het eerst in 1934. Voor die tijd gaven Sinterklazen en Zwarte Pieten in Amsterdam weleens een showtje op straat, wat geregeld leidde tot ruzie en vechtpartijen over de fooien – ten overstaan van de kinderen. De intocht was bedoeld om een einde te maken aan deze wantoestanden.

Juist over de Amsterdamse intocht is nu veel te doen. Sinds eind jaren zestig komen verschillende bewegingen op tegen Zwarte Piet: de figuur is discriminerend, betogen de prostestanten. In 2013 leidt de weerstand tegen Piet tot een rechtszaak. Voor de 75ste Amsterdamse intocht in 2013 wordt een vergunning verleend. 21 bezwaarschriften komen daarop binnen en de burgemeester van Amsterdam verklaart deze allemaal ongegrond; er is geen strijd met de openbare orde en ook andere weigeringsgronden zijn niet van toepassing volgens de burgemeester. En dus gaan de bezwaarmakers in beroep (ECLI:NL:RBAMS:2014:3888). Hun stelling: bij de intocht is ook Zwarte Piet en die maakt inbreuk op fundamentele vrijheden.

In juli 2014 overweegt de Rechtbank Amsterdam dat burgemeester Van der Laan artikel 8 van het EVRM bij zijn beoordeling had moeten betrekken. Volgens de rechtbank worden de eisers die zelf donkergetint zijn persoonlijk geraakt door het fenomeen Zwarte Piet bij de intocht. De stereotype invulling van de rol van Piet (kroeshaar, dikke lippen, gebrekkig Nederlands, niet de slimste broeder) en de nadruk die het fenomeen legt op het slavernijverleden is een negatieve stereotypering van zwarte mensen, overweegt de rechtbank. Het negatieve effect is zodanig ernstig dat het inbreuk maakt op het privéleven van de eisers. De bescherming van dat privéleven had de burgemeester op grond van artikel 8 EVRM moeten meewegen toen hij de vergunning voor de intocht gaf. Dit betekent volgens de rechtbank niet dat Van der Laan de vergunning had moeten weigeren. Bij inbreuken moet eerst beoordeeld worden of die gerechtvaardigd zijn. Daarbij moet een belangenafweging volgen tussen het belang van de eisende partij en het Nederlandse algemeen belang. Van der Laan moet terug naar de tekentafel.

Zowel de burgemeester als het Pietengilde gaat tegen deze uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In afwachting van de uitspraak spreekt Van der Laan met het Intocht Comité Amsterdam af dat de Pieten bij de intocht in 2014 geen ‘dik rood geschminkte lippen’ en grote oorringen mogen hebben. Ook zullen er veel roet-Pieten zijn, die niet volledig geschminkt zijn, en is het hulpje van de Sint geen onderdanige knecht.

Op 16 oktober was de hogerberoep-zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Twee vragen stonden centraal bij de drukbezochte rechtszitting: wat het begrip ‘openbare orde’ in de APV en Gemeentewet betekent en of een burgemeester ook een zedenmeester moet zijn. De verweerders, verenigd onder de naam Jong Loy c.s., lijken terug te verlangen naar de zeventiende-eeuwse bestuurders en hun verboden rond het Sinterklaasfeest. De burgemeester zegt daarentegen geen zedenmeester te mogen zijn – en het ook niet zou moeten zijn. Het Pietengilde sluit zich daarbij aan: ‘Zwarte Piet moet teruggegeven worden aan het maatschappelijke debat.’ De uitspraak volgt op 12 november, enkele dagen voor de 76ste Sinterklaasintocht.«

De geboorte  van Sint en Piet

Sinterklaas is nu een populair feest, maar dat was niet altijd het geval. Voor de kerstening van de Germaanse volken was er in de Lage Landen een andere grote held: Wodan, de god van storm en wind. Om de bekering te versoepelen moest de charmante Sint-Nicolaas de plek van de natuurgod innemen. De twee vertoonden op voorhand ook opvallende gelijkenissen: beiden droegen een wijde, rode mantel, een hoofddeksel en een baard. Elementen die Sint-Nicolaas overnam waren bijvoorbeeld het witte paard van Wodan en de speer met aan de top een slang (nu: Amerigo en staf).

Wodan werd begeleid door twee zwarte raven, die hem influisterden hoe iedereen zich gedragen had. Later werden de vogels vervangen door een knecht, Rupert. Deze raven of Rupert zouden de basis kunnen zijn voor onze huidige Zwarte Piet, maar over de origine van de donkere helper zijn historici het niet eens.

Sommigen beweren dat Sinterklaas en Pieterbaas uit dezelfde figuur voortkomen. Beiden zijn Wodan, maar dan stelt de knechtfiguur een gedemoniseerde en verworpen Wodan voor. Piet is in die analyse de belichaming van verboden, heidense gebruiken (en uitermate geliefd bij de onderdrukte bevolking). Vergelijkbaar met dit idee is de visie dat Zwarte Piet de overwonnen duivel is waarbij het Kwaad is geketend aan het Goede.

Vanaf ongeveer 1900 raakt de naam ‘Zwarte Piet’ ingeburgerd voor de metgezel van Sinterklaas. Dan verschijnen ook andere herkomstverhalen: Piet zou bijvoorbeeld eigenlijk Piter heten, naar de Ethiopische slaaf die Sint-Nicolaas vrijkocht waarna de jongen als dank de heilige bleef dienen. Piet zou verder gebaseerd kunnen zijn op Italiaanse schoorsteenvegertjes, of op Moorse bedienden van Spaanse edelen in de zestiende eeuw. Of verwijst Piet naar slavernij? Ondanks de controverse prijken Sinterklaas en zijn rechterhand binnenkort op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed.

Download artikel als PDF

Advertentie