Twee advocaten van het kantoor, dat in 2009 namens Robein Leven 10 miljoen euro terugvorderde van Landsbanki, zijn aansprakelijk voor de schade die Robein lijdt door hun fouten, zo heeft de Rechtbank Den Haag gezegd.

De advocaat die de vordering indiende, had geen kennis van het IJslands faillissementsrecht en heeft geen IJslandse collega geraadpleegd of ingeschakeld. Daardoor diende hij namens Robein geen preferente vordering in, maar belandde de vordering van deze rekeninghouder op de grote stapel concurrente vorderingen. In plaats van 10 miljoen – destijds 40 procent van het eigen vermogen van Robein – krijgt Robein daarom maar 20.887 euro terug. Robein claimt de schade van rond de 10 miljoen bij het advocatenkantoor.

Robeins commissaris en oud-advocaat Henri Ophof had dit kantoor speciaal aanbevolen wegens de expertise op het gebied van internationaal insolventierecht. De Rechtbank Den Haag vindt dat de advocaat die de vordering indiende een beroepsfout heeft gemaakt door zich zonder de benodigde juridische kennis te begeven op IJslands ijs. Bovendien heeft deze te weinig depositorente teruggevorderd. Een bestuurder van het advocatenkantoor is ook aansprakelijk, omdat deze te weinig toezicht heeft gehouden en de twee beroepsfouten niet heeft opgemerkt.

De schade moet volgens de rechtbank nog worden opgemaakt. Wel is duidelijk dat de advocaten zich met succes beroepen op de algemene voorwaarden van het kantoor. Die beperken de schade tot het bedrag dat de verzekering vergoedt. Dat is maximaal 2.269.000 euro per gebeurtenis. Verder bevatten de voorwaarden een limiet van twee keer de declaraties in een jaar, met een maximum van 50 mille.

Lex van Almelo

Advertentie