Een sympathiek idee is niet per se juridisch oké. Recent besloot de Raad voor Rechtsbijstand om alle nabestaanden van de ramp met de MH17 gratis rechtshulp te geven. Dit ongeacht hun inkomen welteverstaan. Maar juristen hadden kanttekeningen.
Een advocaat-redactielid van het Advocatenblad vroeg zich af wat de juridische gronden van de massatoevoeging waren. In een belletje met de Raad kreeg hij te horen dat die moesten worden gezocht in artikel 44 Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Een korte blik leerde hem dat niet alle nabestaanden aan alle voorwaarden voldoen. Volgens de Wrb kan een toevoeging zonder draagkrachttoets alleen worden gegeven bij een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf, maar er moet dan wel vervolging zijn ingesteld én de nabestaande moet in aanmerking komen voor een uitkering krachtens de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. Geconfronteerd met de voorwaarden, stelde de Raad vervolgens tegenover het advocaat-redactielid dat het besluit niet op grond van artikel 44 was genomen, maar in de geest van artikel 44.
Een andere, meer ethische, vraag betrof de precedentwerking van een massale toevoeging zonder draagkrachttoets. Want: waarom deze nabestaanden wel een toevoeging en de nabestaanden van het ongeluk met de monstertruck of eender welk ander drama niet? Is het ene leed het andere niet? Die vraag is extra relevant nu het kabinet bezuinigt op rechtsbijstand en meer Nederlanders in de toekomst toegang tot het recht moeten ontberen.
Nu we toch over bezuinigingen hebben, wat gaat de Raad doen bij een aanslag in Nederland, één van de orde van die op 9/11 2001? Zijn de potten van de Raad dan niet in no time leeg? Het lijkt erop dat de Raad de les van Willem Drees, de premier die als geen ander lette op de kleintjes, niet kent. Secretaris-generaal Cees Fock zei eens tegen Drees: ‘Jij begint met nee-schudden voor iemand de drempel over is. Ik wacht tenminste nog fatsoenlijk tot iemand binnen is.’ Daarop zei Drees: ‘Vergis je niet in het belang van dat nee zeggen. Iedereen die bij je binnenkomt, wil wat van je. Je kunt dan wel gaan meepraten, maar voor je het weet heb je iets toegezegd waar je niet meer onderuit kunt.’ Zo is het maar net.
De Raad beloofde met een verklaring te komen, maar tegenover een journalist van het Advocatenblad zei de Raad vorige week toch geen toelichting te willen geven. En geconfronteerd met het probleem van precedenten scheppen, volstond zij met de mededeling dat van precedentwerking geen sprake kon zijn. Alsof er geen advocaten zullen zijn die dit aan een rechter kunnen voorleggen.
Advocaten noemen de Raad voor Rechtsbijstand nog weleens black box, omdat ze de beslissingen die al niet leiden tot toevoegingen vaak niet kunnen volgen. De Raad mag dan een mogelijk onverstandige, zij het ongelooflijk sympathieke toevoeging hebben verleend, met haar halsstarrige houding om juridisch tekst en uitleg te geven bevestigt de Raad ook haar reputatie als black box.
Robert Stiphout