Interim-rapporteur Rein Jan Hoekstra heeft een wens en wel een keurmerk voor kantoren: ‘Het zou mooi zijn als dekens over een lijst van kantoren beschikken, waarvan de rechtzoekende weet dat ze in orde zijn.’ Maar dat is nog toekomstmuziek, benadrukt de interim rapporteur bij de presentatie van het eindrapport over het toezicht op de advocatuur. Hij stelt dat er fundamentele stappen zijn gezet in het toezicht op de advocatuur, maar dat verdere professionalisering van het toezicht noodzakelijk is.

Toen Hoekstra op 1 februari 2012 aantrad, merkte hij dat dekens vooral reageerden op signalen. Mede door de kantoorbezoeken is het toezicht op de advocatuur volgens hem ‘pro-actief’ geworden; dus gestoeld op onderzoek om narigheid te voorkomen. Hoekstra, in zijn rapport: ‘Ik heb van veel dekens gehoord dat in vrijwel alle gevallen waarin opmerkingen over de kwaliteit naar voren kwamen, de betreffende advocaten vooraf reeds gesignaleerd waren.’

Wel moeten dekens volgens hem nog ‘zichtbaar met elkaar afstemmen’ hoe ze hun centrale rol als toezichthouder invullen. Hoekstra noemt daarbij het toezicht op de Wwft en de nieuwe bevoegdheden van dekens in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals boetes en last onder dwangsom voor advocaten. Sommige dekens hebben twijfels over de meerwaarde van de nieuwe bevoegdheden, maar zelf is Hoekstra voorstander van toepassing bij duidelijke missers. Hoekstra: ‘Tuchtrecht is voor de heel bijzondere gevallen.’

Punt van zorg in het eindrapport is de verslechtering van de financiële positie van vooral kleinere kantoren die op basis van toevoegingen werken. Aantallen heeft Hoekstra niet, maar de dekens verwachten volgens hem dat zij vaker met in financiële nood verkerende kantoren te maken krijgen. De interim-rapporteur benadrukt het belang van het opstellen door de dekens van een geharmoniseerd financieel toezicht. ‘Te beginnen bij het opvragen van de kerngetallen van kantoren.’ Voor alles moet volgens hem worden voorkomen dat rechtzoekenden de dupe worden als kantoren onverhoeds omvallen. ‘Vanaf het begin hield ik dekens voor ogen dat ze opereren met oog voor het publieke belang’, zegt Hoekstra.

Hoekstra doet ook aanbevelingen voor de minimale bezetting van de bureaus van de lokale orden – ‘de spil van het lokale toezicht’. Voor een arrondissement tot duizend advocaten raadt hij een minimale bezetting van vijf fte aan, exclusief deken. Voor tweeduizend advocaten rekent hij minimaal zeven fte, bij grotere arrondissementen nog meer. Dat de kosten voor het vernieuwde toezicht voor rekening van de advocatuur komen, vindt de interim-rapporteur geen bezwaar. ‘Daartoe is nu eenmaal besloten en actief toezicht kost geld.’

Volgens Hoekstra zullen niet alle lokale orden last hebben van hogere kosten. ‘Er zijn onderling verschillen. Het is aan de lokale bureaus om zo efficiënt mogelijk te werken.’ Dat wil volgens hem zeggen prioriteiten stellen en bij kantoren langsgaan om inzicht in de problemen te krijgen. Verder stelt de interim-rapporteur dat nog niet alle dekenbureaus beschikken over voldoende expertise voor toezicht op de Wwft. Ook weten nog niet alle bureaus de weg te vinden naar de Unit Financieel Toezicht Advocatuur en het kenniscentrum Wwft.

Hoekstra is één van de drie beoogde leden van het nieuwe college van toezicht dat per 1 januari 2015 aantreedt. De rol van het college moet nog worden ingevuld, stelt hij. Maar voor zichzelf ziet hij zijn werk als interim-rapporteur als leidraad.

Advertentie