Het recht op een eerlijk proces hoort in de Grondwet, maar krijgt pas echte meerwaarde als het verbod op toetsing van wetten aan de Grondwet wordt afgeschaft. Dat stelt de Raad voor de rechtspraak in een advies over het wetsvoorstel dat het vastleggen van het recht op een eerlijk proces in de Grondwet regelt.
Het wetsvoorstel voert een door de Eerste Kamer aangenomen motie uit, waarin de regering is gevraagd in de Grondwet een algemeen recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter op te nemen. ‘De bepaling heeft een belangrijke symboolwaarde,’ constateert de Rechtspraak. ‘Het recht op een eerlijk proces vormt een belangrijke pijler van de democratische rechtsstaat, en hoort naar de mening van de Raad dan ook thuis in hoofdstuk 1 van de Grondwet.’
Hoewel de Rechtspraak de meerwaarde ziet van het voorgestelde artikel, meent de raad dat de bepaling aan kracht zal winnen als het verbod op toetsing van wetten in formele zin aan de Grondwet wordt opgeheven. ‘Het zgn. “toetsingsverbod” is een internationaal bezien vreemde en zeldzame constructie, die naar de mening van de Raad niet meer past bij deze tijd en het belang van de Grondwet tekort doet,’ schrijft de Rechtspraak in het advies aan minister Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tweede Kamerlid Van Tongeren (GroenLinks) heeft de verdediging van een initiatief wetsvoorstel over constitutionele toetsing in tweede lezing op zich genomen. Dat voorstel is nog in behandeling bij de Tweede Kamer. De Rechtspraak spreekt in de brief steun uit voor het initiatief wetsvoorstel en hoopt op spoedige afronding van de grondwetswijziging.
Nathalie Gloudemans-Voogd