Een schuldeiser die beslag legt op onder meer loon of een uitkering dient rekening te houden met de beslagvrije voet van de artikelen 475b Rv en verder. Bij een debiteur wiens inkomen onder de voor hem geldende beslagvrije voet valt, vindt dus geen inhouding plaats ten behoeve van die schuldeiser. Maar hoe dient dan te worden gehandeld in de maand dat het inkomen van de debiteur als gevolg van het eens per jaar uitgekeerde vakantiegeld eenmalig boven de beslagvrije voet uitschiet?
In zijn arrest van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3068) oordeelt de Hoge Raad dat de jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld geheel voor beslag vatbaar is indien het maandelijks inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd, steeds boven de beslagvrije voet uitkwam. Indien het maandelijks inkomen in die maanden steeds beneden de beslagvrije voet is gebleven, is het vakantiegeld slechts voor beslag vatbaar voor zover het als maandelijkse aanspraak tezamen met het daadwerkelijk in die maanden genoten inkomen zou zijn uitgekomen boven de beslagvrije voet in die maanden, telkens per maand beoordeeld.
* Auteur Hans Vestjens is advocaat bij Van Doorne te Amsterdam.