‘Advocaten bijgepraat over digitalisering’, kopte een persbericht van de Raad voor de rechtspraak onlangs. Ik was tegelijk verheugd en een beetje ongerust over die kop. Verheugd, omdat de Raad met steun van de Nederlandse orde van advocaten ruim tweeduizend advocaten in persona heeft voorgelicht over de aanstaande digitalisering van de rechtspraak. Veertien bijeenkomsten in twee maanden tijd door heel Nederland, elke keer met een volle zaal. Dat is, hoe je het ook wendt of keert, een flinke prestatie. Ook van de advocatuur, die hiermee heeft laten zien buitengewoon geïnteresseerd en betrokken te zijn. Maar dus ook die ongerustheid. Want ‘bijpraten’ impliceert een ongelijk gesprek. Een gesprek tussen iemand die weet en iemand die slechts luistert en aanneemt. En dat is niet de bedoeling! De digitalisering van de rechtspraak is een megaproject dat alleen kan slagen als er een goed evenwicht wordt gevonden tussen de vele behoeften van de hele rechtsketen. Niet alleen die van de Raad. Op dat gebied zijn wij nog niet gerust. Concrete uitwerkingen van essentiële zaken waar de NOvA al anderhalf jaar om vraagt, zoals een noodkanaal bij storingen, blijven vooralsnog uit. Een testomgeving, waarin we op zoek kunnen naar de zwakke punten van het systeem, is er ook nog niet. En de uitrol van de eerste digitale systemen nadert. Onze zorgen hebben we onlangs gedeeld met de Tweede Kamer. Op verzoek van de Kamer zijn Ruud Hermans, voorzitter van de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht en ikzelf in gesprek gegaan met de justitiewoordvoerders over de digitalisering. Onze boodschap was helder: digitalisering kan, mits goed uitgevoerd, geld en tijd besparen en de rechtspleging transparanter maken. De ‘mits’ in de vorige zin is echter een zeer belangrijke. Want als de digitalisering wordt uitgerold voordat het goed genoeg is, kan dat voor grote problemen zorgen. Dan gaat digitalisering juist geld en tijd kosten, en bestaat het gevaar dat procespartijen en rechtzoekenden worden gefrustreerd wegens ‘computer says no’. Dat is onacceptabel. Indien de NOvA denkt dat het hierop gaat uitdraaien, dan zijn wij genoodzaakt onze steun in te trekken. Bij ons volgende overleg met de Raad is onze boodschap daarom helder: realiseer je voldoende dat je het niet zonder je ketenpartners kunt doen. De advocatuur neemt in de rechtsketen, ook volgens de Raad zelf, een zeer prominente plek in. Bij zo’n positie past een dialoog en niet een monoloog. Het wordt tijd dat de Raad laat zien wat hij doet met de vele adviezen die wij al hebben gegeven en de garanties die wij hebben geëist. Ik weet ook al hoe de kop van het persbericht eruit moet zien: ‘Advocaten en Raad nog niet uitgepraat over digitalisering’.