Johan van Oldenbarnevelt was een self-made man. In 1547 werd hij geboren in Amersfoort als kind van herenboer Gerrit Oudenbarnevelt. Een man met, zo schrijft historicus Luc Panhuysen in het Historisch Nieuwsblad, een ‘vulkanisch temperament en losse handjes’. De ongunstige omstandigheden in zijn jeugd weerhielden Johan van Oldenbarnevelt er niet van om de Latijnse school te doorlopen en rechten te gaan studeren in Leuven en Heidelberg. Na zijn studie vestigde hij zich als advocaat in Den Haag. Van Oldenbarnevelt kwam daar in dienst van het Hof van Holland, een rechtscollege dat trouw was verschuldigd aan de Spaanse koning en landheer Filips II. Nadat de Opstand tegen de Spaanse Koning uitbrak, vluchtte het Hof met zijn advocaten naar Utrecht. Maar Van Oldenbarnevelt koos ervoor in Den Haag te blijven en zich aan te sluiten bij de opstandelingen onder leiding van Willem van Oranje. Van Oldenbarnevelts gevaarlijke besluit legde hem geen windeieren. Terwijl de Opstand de Nederlanden in chaos stortte, maakte hij een bliksemcarrière. Op zijn 29ste werd hij pensionaris, hoogste ambtenaar, van Rotterdam en mocht zo als afgevaardigde deelnemen in de Statenvergaderingen aan het Binnenhof. Hij schreef mee aan de Unie van Utrecht, de oprichtingsakte van de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden die ook wel wordt gezien als de eerste versie van een Nederlandse grondwet. En, minstens zo belangrijk, na de dood van de Prins van Oranje in 1584 ontpopte Van Oldenbarnevelt zich tot diens politieke erfgenaam. In 1586 werd hij benoemd tot landsadvocaat, een functie die hij tot zijn dood zou bekleden en waarin hij feitelijk de politiek leider van de Republiek zou worden. Van Oldenbarnevelt gaf als landsadvocaat opdracht de zogeheten Corte Vertoninghe op te stellen, waarmee de juridische basis werd gelegd voor een staatsvorm zonder staatshoofd, zo schrijft Ben Knapen in diens biografie over Van Oldenbarnevelt De man en zijn staat. De macht lag daardoor bij de steden, vertegenwoordigd door de Staten-Generaal. Het was Van Oldenbarnevelt bovendien die volgens Knapen de Unie met redeneren, steekpenningen en benoemingen bij elkaar wist te houden. Met de jonge prins Maurits ging de landsadvocaat een bijzondere samenwerking aan. Van Oldenbarnevelt zorgde dat er kon worden geregeerd en financierde de oorlog tegen de Spanjaarden met een nieuw financieel product: staatsobligaties. Maurits, een uitmuntend veldheer, voerde de opdrachten uit van de landsadvocaat. Gaandeweg dreven Maurits, wiens ster door militaire successen rijzende was, en de als autoritair en driftig te boek staande Van Oldenbarnevelt uit elkaar. Hun eerste onenigheid betrof een veldtocht van Maurits tegen Duinkerker kapers diep in Spaans gebied. Maurits zag er niets in, maar Van Oldenbarnevelt stond er onder druk van Amsterdamse kooplieden op. De prins stuitte op de Spanjaarden en kon deze in de Slag bij Nieuwpoort slechts met veel verliezen en geluk verslaan. Uiteindelijk legde een religieus-politiek conflict een bom onder het koppel. Het conflict had zijn wortels in een ruzie tussen de Leidse hoogleraren Arminius en Gomarus. De volgelingen van Arminius geloofden dat God de mens enige vrije wil had gegund. De volgelingen van Gomarus geloofden dat alles door God was voorbeschikt. Van Oldenbarnevelt sloot zich aan bij de eerste en stelde dat de tolerantie desnoods met geweld mocht worden afgedwongen. Dat was tegen het zere been van prins Maurits die terecht een burgeroorlog vreesde. Maurits wist de ene na de andere stad voor zich te winnen en uiteindelijk liet hij Van Oldenbarnevelt arresteren wegens landverraad. Na een showproces werd Van Oldenbarnevelt schuldig bevonden en op 72-jarige leeftijd onthoofd. Voordat de beul zou toeslaan, richtte de landsadvocaat zich tot het publiek: ‘Mannen, geloof niet dat ik een landverrader ben: ik heb eerlijk en vroom gehandeld als een goed patriot.’