Rogier Duk (67) ontvangt in vergaderzaal ‘Groningen’. Zijn eigen kamer is te rommelig. De naam van de zaal verwijst naar de geschiedenis van het pand. Het kantoorgebouw van BarentsKrans aan de Haagse Lange Voorhout herbergde voorheen verzekeringsmaatschappij De Zeven Provinciën. De arbeidsrecht-advocaat begon zijn carrière in de advocatuur bij De Brauw Blackstone Westbroek, waar hij tot zijn 65ste jaar heeft gewerkt. Sinds 2012 werkt hij bij BarentsKrans. Duk praat bedachtzaam, laat af en toe een pauze vallen en formuleert uiterst nauwkeurig.
U heeft zich gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Wat spreekt u daarin aan?
‘Na enkele jaren bij De Brauw ben ik arbeidsrecht gaan doen. Dat was toen volop in ontwikkeling. De ontbindingen die nu de hoofdmoot zijn van de eigenlijke arbeidsrechtpraktijk, zijn ontstaan aan het eind van de jaren zeventig. De Hoge Raad sprak zich in 1970/1971 ook uit over loondoorbetaling aan stakers. Dat waren cassaties in belang der wet, dus die waren niet toegelicht. Belangenbehartiger van ondernemers FME was het niet eens met die uitspraken en wilde de Hoge Raad “om” krijgen. Zo kwam FME bij mijn kantoorgenoot mr. Wijckerheld Bisdom terecht, destijds naar veler opvatting de beste advocaat van Nederland. Wijckerheld Bisdom wilde het wel doen, maar alleen in cassatie. Ik ben toen de voorafgaande procedures als assistent van compagnon Van Arkel gaan doen. Uiteindelijk zijn dat de arresten-Wielemaker/De Schelde I uit 1977 en De Schelde/Wielemaker II uit 1980 geworden. Wijckerheld Bisdom heeft inderdaad de Hoge Raad in belangrijke mate “om” gekregen. Zo rolde ik in de collectieve arbeidsrechtpraktijk. En dat is op zichzelf leuk. Net zoals alles wat je op hoog niveau doet interessant is. Of het nu gaat om de advocatuur, het restaureren van schilderijen of vioolbouwen.’
Wat is volgens u de top vijf van vaardigheden of persoonlijke kenmerken waarin een advocaat op het gebied van arbeidsrecht moet uitblinken om goed te zijn?
‘Het werken in de advocatuur, niet alleen de arbeidsrechtadvocatuur, is een soort tienkamp. Allerlei verschillende onderdelen maken er deel van uit. Je moet kunnen onderhandelen, je cliënten en de wederpartij kunnen overtuigen, het recht kennen, pleiten bij de rechter, goede stukken schrijven. De kunst zit hem in het beheersen van verschillende vaardigheden tegelijkertijd.’
Wat is volgens u het allerbelangrijkste waar een arbeidsrechtadvocaat over moet beschikken?
‘Het gaat om kennis en vooral ervaring die samen tot wijsheid leiden. Als een jurist belt voor advies, en ik hetzelfde vind als de jurist, maar de directie dat liever niet hoort, stelt de jurist het op prijs als ik mijn visie schriftelijk bevestig. Dan kan de jurist zeggen: “Zie je wel, Duk zegt het ook.” Maar meestal zeggen cliënten: “Waarom zou u het moeten bevestigen? We gaan wel naar een ander als het niet blijkt te kloppen.” Dat is schakelen, dingen weten die je in een vergelijking kunt betrekken. En het is prachtig spectaculair om zaken uit te procederen, om principiële vragen bij de Hoge Raad aan de orde te stellen. Maar als het in meer dan tien tot vijftien procent van je zaken niet lukt om tot een schikking te komen, is er iets mis. Procederen gaat vaak gepaard met media-aandacht. En dat werkt vaak uitermate beschadigend, zowel voor een bedrijf als voor een individu. In de top van grote organisaties weten ze dat. Je zult nooit uitgebreid te horen krijgen waarom de een of de andere CEO van multinational X weggaat. Mensen denken dat een proces er is om de rechtvaardigheid te laten zegevieren. Dat is uiteindelijk wel de bedoeling, maar zo werkt het niet altijd helemaal. Als het niet nodig is, zeg ik tegen mijn cliënt: “Begin niet aan een procedure, het is een doodlopend pad, of erger nog, het is een pad dat in een moeras leidt. Voorzichtig om het moeras heen lopen!”’
Wat ziet u als een groot succes in uw carrière?
‘Je werkt niet voor persoonlijk succes of voor het winnen van een procedure. De goede zaken zijn zaken waarin beide partijen tevreden zijn. De ervaring die je door de jaren heen opbouwt, helpt je om een zaak zo veel mogelijk naar ieders tevredenheid te schikken. Het drukken van een stempel op het recht is geen ambitie van mij, dat is een bijproduct. En dat doe je natuurlijk ook alleen maar in de cassatiepraktijk, die nog geen tien procent van mijn eigen praktijk beslaat.’
Van welke fout, indien u die maakte, heeft u het meeste geleerd?
‘Ik stond een meneer bij in een ontslagprocedure. Zijn werkgever wilde hem weghebben. We waren heel intensief bezig om dat te voorkomen, dat leek ook te lukken. Voordat hij met vakantie ging, kwam hij nog even bij mij langs om de stand van zaken te bespreken. Hij ging naar Engeland en vervolgens hoorde ik van zijn inmiddels weduwe dat hij tijdens die vakantie aan een hartinfarct was bezweken. Je kunt nooit zeggen dat dat door de spanningen in die zaak kwam. Maar je kunt ook nooit uitsluiten dat het eraan heeft bijgedragen. Daardoor heb ik geleerd dat je er rekening mee moet houden wat je cliënt wel en niet kan hebben. Dat voorbeeld geef ik nog vaak als ik cliënten zeg dat ze misschien niet zo heel hard op hun eigen recht moeten staan.’
Waar heeft u het meeste plezier in binnen uw vak?
‘Het ambachtelijke, het timmeren, een mooi lang strak stuk schrijven waar alles in staat. Dat is een intellectueel plezier. Maar wat eigenlijk nog veel plezieriger is, als je een zaak voor een cliënt goed hebt opgelost. Dat je een beetje vrede sticht en erger voorkomt.’
Welk dilemma is u het meest bijgebleven in de uitoefening van uw vak en hoe heeft u dit opgelost?
‘Er zijn dilemma’s van: is het in het belang van mijn cliënt om iets fouts te doen? Soms gaat het belang van je cliënt voor de Gedragsregels. Als een feit bijvoorbeeld wordt toegegeven in het kader van confraterneel overleg, en vervolgens keihard wordt ontkend. Dan zeg je tegen de advocaat van de wederpartij: “Je hebt het daar toch toegegeven? Ik zal je als getuige horen.” Het zonder overleg met de wederpartij in het geding brengen van confraterneel overleg, is klachtwaardig. Maar in het belang van je cliënt moet je dat soms maar riskeren.’
Waarom denkt u dat u gewaardeerd wordt door uw collega’s?
‘Een collega-advocaat, Dirk van Genderen uit Utrecht, zei: “Dat is zo raar met jou, we komen altijd tot een schikking. Want jij zegt eerst wat er sterk is in jouw zaak en zwak is in de mijne. Daarna zeg je wat er sterk is in mijn zaak en zwak in de jouwe. En dan kom je met een suggestie voor een oplossing. Dan hoeven ook niet zo lang zo ongelofelijk ingewikkeld te doen.” Dat vond ik een compliment.’
Welk advies zou u advocaten willen meegeven die zich (willen) specialiseren in het arbeidsrecht?
‘Zorg dat je zaken oplost in plaats van persoonlijke triomfen na te streven. Door verstand en wijsheid te gebruiken en afstand te nemen van het al te particuliere belang waarvoor je bent ingehuurd. Elke zaak heeft twee kanten, totdat je de derde kant ontdekt. Een cliënt komt bij u en heeft gelijk. De andere partij denkt ook dat hij gelijk heeft. Het is uw taak om als het tot het gaatje gaat inderdaad het gelijk van uw cliënt te bevechten. Maar het is veel beter om te zorgen dat die beide gelijken elkaar zó vinden, dat beide partijen even tevreden of even ontevreden zijn over de oplossing.’
Rogier Duk (1947)
1964-1969: Rechten, Universiteit van Amsterdam (UvA).
1969-1970: Columbia University School of Law (New York).
1970-1972: Wetenschappelijk medewerker sociaal-economisch recht, UvA.
1972-2011: Advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek, eerst Europees en economisch recht, na enkele jaren arbeidsrecht.
2012-heden: Arbeidsrechtadvocaat bij BarentsKrans.
Nevenactiviteiten: Rogier Duk is buitengewoon hoogleraar bijzondere arbeidsverhoudingen aan de Erasmus Universiteit. Hij is redacteur van SEW en van TRA. Met prof. Bouwens is hij de bewerker van Van der Grinten Arbeidsovereenkomsten (24e druk, 2014). Verder doceert hij aan verschillende PAO-cursussen, zoals de Grotius Academie en voor de SSR en geeft hij regelmatig masterclasses voor Kluwer Opleidingen.
Alleenwonend, een dochter (20) en een zoon (18).