Op 1 januari 2015 treedt de Wet positie en toezicht advocatuur in werking. Ook de vernieuwde regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten wordt dan van kracht. De Verordening op de advocatuur en de Regeling op de advocatuur vervangen de bestaande verordeningen, regelingen en reglementen van de Nederlandse orde van advocaten. Een overzicht van de voornaamste wijzigingen. Deze zijn ook na te lezen op www.advocatenorde.nl/10609/nieuwe-regelgeving.

 

1. ADVOCATENWET

 

Vernieuwde registratie

De registratie van advocaten op het tableau wordt uitgebreid en vernieuwd (artikel 8 nieuw). Naast de gebruikelijke contactgegevens van advocaten worden vanaf 1 januari 2015 onder meer de volgende gegevens geregistreerd:

Alle op het tableau geregistreerde gegevens zijn inzichtelijk voor de betrokken advocaat, de raad van de orde (voorheen de raad van toezicht), voor de Algemene Raad, het college van toezicht en voor de raden en het Hof van Discipline. Advocaten kunnen hun registratie raadplegen via https://mijnorde.advocatenorde.nl. U moet daarbij inloggen met behulp van uw Advocatenpas. 

 

Openbaarheid

Onherroepelijke schorsingen en schrappingen van het tableau zullen met ingang van 1 januari 2015 ook openbaar worden gemaakt voor een periode van tien jaar (art. 8a tweede en derde lid). Andere tuchtrechtelijke beslissingen (waarschuwingen, berispingen, etc.) zijn niet openbaar. Concreet betekent dit het volgende. Vanaf 5 januari 2015 kan via de website van de Nederlandse orde www.advocatenorde.nl door iedereen worden gezocht naar advocaten. Wanneer een advocaat is gevonden, worden vanaf 2015 bij de details van de advocaat de eventuele onherroepelijke schorsingen en schrappingen getoond.

 

Detachering

Advocaten die vanaf 1 januari worden gedetacheerd voor de helft of meer van de totale arbeidstijd hebben een ontheffing nodig. Dit is een ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden (artikel 12, eerste lid, van de Advocatenwet). Met ontheffing blijft de gedetacheerde advocaat op het tableau ingeschreven op het kantooradres van voor de detachering. Er is daardoor geen kantoorverplaatsing nodig. Er vindt geen inhoudelijke toets plaats van de detacheringsovereenkomst. De advocaat blijft zelf verantwoordelijk voor de afspraken met de inlener (bijvoorbeeld omtrent de beroepsaansprakelijkheid). De algemene raad heeft een beleidsregel vastgesteld met betrekking tot de ontheffing vanwege detachering. Het aanvragen van een ontheffing geschiedt via een formulier.

 

Veranderingen in het tuchtrecht

Ook het tuchtrecht zal op onderdelen wijzigen als gevolg van de wijziging van de Advocatenwet. In het kort een aantal wijzigingen:

 

Begrotingsprocedure

Met ingang van 1 januari 2015 vervalt de Wet tarieven in burgerlijke zaken en daarmee de mogelijkheid voor de raad van toezicht om via een begrotingsprocedure klachten over de hoogte van een declaratie af te doen (artikel III van de wet). In de plaats daarvan verplicht de wet de NOvA om bij verordening regels te stellen over de aansluiting bij een klachten- en geschillenregeling (artikel 28 tweede lid onderdeel b nieuw). Deze regels zijn opgenomen in afdeling 6.8 van de nieuwe verordening, zie hierna.

 

2. VERORDENING OP DE ADVOCATUUR

 

Lastenverlichting voor advocaten

Bij de herziening van de regelgeving zijn meerdere onnodige of ondoelmatige verplichtingen geschrapt. Hierdoor verminderen de administratieve lasten voor advocaten en de lokale en landelijke orden. Dit betreft bijvoorbeeld de voorschriften over de naamgeving van een samenwerkingsverband, de verplichting om een afschrift van nieuwe of gewijzigde statuten van een praktijkrechtspersoon aan de raad van de orde te verstrekken en de verplichting voor civiele cassatieadvocaten om hun aantekening als ‘advocaat bij de Hoge Raad’ elke drie jaar te verlengen.

 

Stage

Voor de stage zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd ten opzichte van de Stageverordening 2012. Wel is het begrip ‘toezicht’ vervangen door ‘begeleiding’ van de patroon, en zijn de bepalingen over verplichtingen van de stagiaire en de examinering preciezer geformuleerd. Ook heeft de Stichting Beroepsopleiding Advocaten een andere grondslag gekregen. Voor stagiaires die vóór 1 januari 2015 al de praktijk uitoefenden, geldt de nieuwe verordening. De Stageverordening 2012 komt geheel te vervallen en blijft dus ook niet meer op grond van overgangsrecht van toepassing op reeds werkzame stagiaires. Wel blijft de Stageverordening 2005 van toepassing op een (steeds kleinere) groep stagiaires.

 

Vakbekwaamheid

De termijn van de overschotregeling wordt verkort van twee naar één jaar (artikel 4.4 derde lid). Advocaten kunnen een tekort aan opleidingspunten compenseren met een overschot aan punten uit het voorgaande jaar, maar niet meer met een overschot van twee jaar terug. Voor deze wijziging is een overgangsbepaling opgenomen (artikel 9.3). Verder is een inhaalverplichting toegevoegd (artikel 4.5). Die codificeert de bestaande praktijk waarin raden van toezicht met advocaten afspraken dat zij een tekort aan punten in het volgende jaar moesten inhalen. De inhaalplicht houdt in dat advocaten een tekort aan opleidingspunten in het volgende kalenderjaar moeten inhalen, in aanvulling op de opleidingspunten die zij dat jaar moeten halen.

 

Ziekteregeling

Er is een regeling voor langdurig zieke advocaten geïntroduceerd (artikel 4.7). Die houdt in dat advocaten die langer dan zes maanden ziek zijn geen opleidingspunten hoeven te halen in of over de periode dat zij de praktijk in het geheel niet uitoefenen. De bedoeling is dat zij na hun ziekte met een ‘schone lei’ starten. Wel wordt bij hervatting van de praktijk verlangd dat ze extra opleidingspunten halen, enigszins vergelijkbaar met de herintredersregeling. Van deze extra punten is vrijstelling mogelijk. Advocaten kunnen kiezen of ze van deze regeling gebruik willen maken.

 

Civiele cassatie

Cassatieadvocaten in de civiele praktijk hoeven niet meer elke drie jaar hun aantekening als ‘advocaat bij de Hoge Raad’ te verlengen. Het afleggen van een examen en een proeve van bekwaamheid blijft vereist. Ook blijven de inhoudelijke eisen overeind dat de advocaat jaarlijks specifieke opleidingspunten moet halen en per drie jaar een minimum aantal cassatiezaken moet behandelen. De periodieke verlenging is geschrapt om administratieve lasten voor advocaten en de orde te verminderen. In plaats daarvan toetsen de dekens in het kader van hun toezicht of de cassatieadvocaten aan de vakbekwaamheidseisen voldoen. Als de advocaat hieraan niet voldoet, dan kan de raad van de orde aan de raad van discipline verzoeken om de aantekening van de advocaat door te halen. Dat is de procedure van artikel 9k, eerste lid Advocatenwet.

 

Gemeenschappelijke naam

Het verbod op het gebruik van een gemeenschappelijke naam door advocaten die op een andere manier samenwerken dan als samenwerkingsverband in de zin van de verordening is geschrapt. Dit komt ten goede aan bijvoorbeeld zogenaamde kostenmaatschappen of ‘voordeurdelers’, waar de advocaten samenwerken, maar wel voor eigen rekening en risico de praktijk uitoefenen. Behouden blijft dat de gemeenschappelijke naam alleen mag worden gebruikt bij samenwerking met andere advocaten, buitenlandse advocaten en beoefenaren van de toegelaten vrije beroepen (artikel 5.5).

 

Bestuurders en rechtspersonen

De huidige regel voor bestuurders van rechtspersonen geldt straks ook voor samenwerkingsverbanden in een andere rechtsvorm (artikel 5.6). De bepaling over een tuchtrechtelijk verleden van bestuurders die geen advocaat (meer) zijn, is uitgebreid naar oud-notarissen en dergelijke. Advocaten georganiseerd in een rechtspersoon hoeven niet meer verplicht afschriften van de statuten (bij oprichting of bij wijziging van de statuten) aan de raad van de orde te verstrekken. De dekens kunnen op grond van hun nieuwe Awb-toezichtsbevoegdheden desgewenst om inlichtingen vragen. Verder zijn de regels voor samenwerking in een stichting of coöperatie vereenvoudigd. Zij vallen onder de regels voor rechtspersonen (artikel 5.7). Overgangsrecht is vastgelegd in artikel 9.4. De mogelijkheid van winstdeling voor niet-advocaten is iets verruimd (artikel 5.8 derde lid). Voor het overige zijn de bepalingen uit de huidige Samenwerkingsverordening 1993, de Verordening op de praktijkrechtspersoon en de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking redactioneel grondig gewijzigd en samengevoegd in hoofdstuk 5 van de Verordening op de advocatuur.

 

Derdengelden en aansprakelijkheid

Voor derdengelden is ongewijzigd dat elke advocaat moet beschikken over een Stichting Derdengelden. Nieuw is dat de stichting geen bankrekening hoeft te hebben indien de advocaat in zijn praktijk geen derdengelden ontvangt (artikel 6.22 vierde lid). De minimale vereisten waar een beroepsaansprakelijkheids-verzekering aan moet voldoen, zijn niet gewijzigd. Wel is toegevoegd dat een advocaat, gelet op zijn praktijk, ‘adequaat’ verzekerd moet zijn (artikel 6.24 eerste lid). Dat brengt tot uitdrukking dat de minimale dekking genoemd in artikel 6.25 onder omstandigheden onvoldoende kan zijn. In 2015 zal de Algemene Raad in overleg met de verzekeraars bezien of de bedragen van de minimale dekking kunnen worden verhoogd om deze in overeenstemming met het huidige prijspeil te brengen. Ook wordt nader bekeken of en in hoeverre er voorschriften moeten komen voor de verzekering van het in- en uitlooprisico.

 

Kantoorklachtenregeling

Nieuw is dat advocaten vanaf 1 januari a.s. over een kantoorklachtenregeling moeten beschikken, die op elke opdracht van toepassing moet worden verklaard (artikel 6.28). De regeling moet voorzien in een interne klachtbehandeling door een klachtenfunctionaris. In geval van eenmanskantoren mag dit de advocaat zelf zijn. Voorts dient de regeling aan te geven welke onafhankelijke partij het geschil beslecht als partijen er in de interne klachtbehandeling niet uitkomen. Dat kan de civiele rechter zijn, een bindend adviseur of arbiter, zoals bijvoorbeeld de Geschillencommissie Advocatuur. Advocaten kunnen voor het opstellen van de klachtenregeling gebruikmaken van het model dat de Nederlandse orde van advocaten op haar website beschikbaar stelt.

 

Transparantieverplichting

Eveneens nieuw is dat alle advocaten vanaf 1 januari a.s. openbaar toegankelijke informatie dienen te verschaffen over hun kantoor en enkele aspecten van hun dienstverlening (artikel 7.4). Dat kan door deze informatie op hun website te plaatsen. Het gaat daarbij over hun eventuele vorm van samenwerking onder gemeenschappelijke naam, en hoe zij hun waarneming, beroepsaansprakelijkheidsverzekering en kantoorklachtenregeling hebben geregeld. Een uitzondering geldt voor advocaten in dienstverband die uitsluitend voor hun werkgever optreden. De reden voor deze nieuwe verplichting is dat het voor (potentiële) cliënten van belang is dat zij vooraf voldoende duidelijkheid kunnen krijgen over de advocaat of het advocatenkantoor waaraan ze (mogelijk) een opdracht willen verlenen. Het voorschrift is een aanvulling op de gegevens die advocaten al openbaar moeten maken op grond van de dienstenrichtlijn (artikelen 6:230b-6:230e BW).

Download artikel als PDF

Advertentie