Kritische geluiden klinken vanuit het veld en de politiek over de drie mediationvoorstellen van Kamerlid Ard van der Steur (VVD). Tegen de initiatiefvoorstellen zijn amendementen ingediend waaronder door de fracties van D66 en SP. Volgens de Nederlandse orde van advocaten komen de amendementen ‘in samenhang bezien’ de wetsvoorstellen ten goede.

Manon Schonewille, mediator en voorzitter van de stichting ACB corporate ADR&Mediation, is het niet eens met de bezwaren tegen de voorstellen. Op 22 januari debatteerde de Tweede Kamer over de initiatiefvoorstellen. Voorlopig staat ingepland dat Van der Steur op 3 of 5 februari de vragen van Kamerleden zal beantwoorden.

Het gaat om drie wetsvoorstellen: Wet registermediator, Wet bevordering van mediation in het burgerlijk recht en de Wet bevordering van mediation in het bestuursrecht. Hiermee wil Van der Steur bewerkstelligen dat de druk op de rechterlijke macht vermindert en dat partijen geschillen vaker op een alternatieve manier beslechten. In het burgerlijk recht moeten partijen dan voorafgaand aan een civielrechtelijke procedure mediation overwegen. In een groot aantal civiele procedures wordt ook de rechter verplicht om verwijzing naar mediation te overwegen. De registermediator moet volgens Van der Steur aan wettelijk vastgestelde kwaliteitseisen gaan voldoen. Ook wil Van der Steur overheidstoezicht op mediators introduceren.

Veel gehoorde bezwaren zijn dat het verankeren van mediation in de wet leidt tot juridisering in plaats van dejuridisering, verplichte mediation de toegang tot de rechter beperkt, en dat het verplichte karakter een averechts effect zal hebben op de ontwikkeling van mediation. Ook de eis dat registermediators minimaal twaalf mediations en honderdtwintig uren aan mediation moeten besteden, stuit op verzet van Kamerleden en mediators. Ervaren mediators op verschillende rechtsgebieden hebben aangegeven niet aan de in het wetsvoorstel voorgestelde vlieguren te kunnen voldoen. ‘Het risico ontstaat dus dat er straks nog maar weinig ervaren mediators als registermediator aan de slag kunnen,’ schreef Michiel van Nispen in een toelichting bij zijn amendement. Een ander bezwaar: een door de minister gereguleerde en gecontroleerde overheidsmediator zet de onafhankelijkheid van mediators op de tocht.

Advocaat en mediator Martin Brink heeft moeite met het verplichte karakter van de mediationvoorstellen. ‘Het veld heeft er belang bij dat er zo weinig mogelijk wettelijk geregeld wordt, zodat mediation tot in alle hoeken en gaten van de samenleving kan doorsijpelen,’ zegt hij. ‘Daar waar in de Verenigde Staten mediation in de wet werd verankerd, betekende dat het einde van een positieve ontwikkeling. “It has been boxed in,” wordt er ook wel gezegd.’

Aai Schaberg, advocaat en MfN-registermediator en bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Mediation Advocaten (NVVMA) pleit voor een sterk versimpelde versie van de mediationvoorstellen. ‘Van der Steur had zich kunnen beperken tot vastlegging van de kernwaarden van mediation: vrijwilligheid, vrijblijvendheid, vertrouwelijkheid, onafhankelijkheid en neutraliteit van de mediator en het respecteren van de partijautonomie. Dit gecombineerd met een laagdrempelige, ook van de overheid onafhankelijke tuchtrechtspraak,’ schreef hij maandag 19 januari op de opiniepagina van het NRC Handelsblad .

De Nederlandse orde van advocaten (NOvA) is voor een wettelijke regeling van mediation, maar tegen (over)regulering met averechtse effecten, schrijft de beroepsorganisatie in een brief van 13 januari aan de woordvoerders van de commissies voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer. ‘De NOvA onderschrijft de doelstellingen van de wetsvoorstellen van de indiener, namelijk: dejuridisering, vermindering van de druk op de rechterlijke macht en de eigen verantwoordelijkheid van partijen voor buitengerechtelijke geschiloplossing. In het wetsvoorstel schuilt echter het gevaar van een tegengestelde uitwerking.’ De NOvA vraagt aandacht voor het ‘vliegurenvereiste’ dat een obstakel kan vormen voor een groep advocaat-mediators. ‘Uitval van de advocaat-mediaros acht de algemene raad niet in het belang van de rechtzoekende waar de advocaat met diens brede juridische kennis en kunde juist een toegevoegde waarde heeft binnen de beroepsgroep van (register) mediators,’ stelt de NOvA.

De amendementen ingediend door de fracties van D66 en SP, ‘in samenhang bezien’, komen de wetsvoorstellen volgens de NOvA ten goede. ‘Naar de mening van de NOvA worden de eerdere bezwaren grotendeels weggenomen. Namelijk, het kernbezwaar dat verplichte mediation niet bij het instrument als zodanig past.’

Manon Schonewille, mediator en voorzitter van de stichting ACB corporate ADR&Mediation is het niet eens met de bezwaren tegen de mediationvoorstellen. Verankering in de wet leidt volgens haar niet tot juridisering maar tot duidelijkheid voor partijen. ‘Bijvoorbeeld, de status van een mediationclausule in een contract is wettelijk geregeld, er is een definitie van mediation opgenomen, de vertrouwelijkheid is wettelijk geregeld.’ Het is volgens haar een misverstand dat de voorgestelde wetgeving mediation verplicht maakt en dat daardoor de toegang tot de rechter wordt beperkt. ‘Er zijn stimulerende maatregelen opgenomen waardoor mediation als eerste vanzelfsprekende stap voor het oplossen van een conflict gezien wordt. Als mediation niet werkt, of niet geschikt is voor een bepaalde zaak, kunnen partijen meteen of aansluitend aan de mediaton naar de rechter.’

Met het bezwaar dat het verplichte karakter een averechts effect zal hebben op de ontwikkeling van mediation is Schonewille het ook niet eens. Een grote hobbel bij het initiëren van mediation blijkt volgens haar in de praktijk vaak te zijn dat een van de partijen mediation zou willen proberen, terwijl de andere partij het dan afwijst alleen omdat het een voorstel van de wederpartij betreft. ‘Dit effect samen met het feit dat het voorstellen van mediation soms als zwaktebod uitgelegd kan worden, wordt doorbroken indien mediation gestimuleerd wordt als logische eerste stap om te trachten een conflict op te lossen.’

Over het bezwaar tegen de ‘vliegurennorm’ voor registermediators van honderdtwintig uren per jaar zegt Schonewille: ‘Twaalf mediations of honderdtwintig uur per jaar betekent dat iemand per jaar drie weken met mediation bezig moet zijn om in het overheidsregister opgenomen te worden. Dat is geen overdreven eis in vergelijking tot andere beroepsgroepen.’

Ook met het bezwaar dat door de minister gereguleerde en gecontroleerde overheidsmediator de onafhankelijkheid van mediators op de tocht zet, is Schonewille het niet eens. ‘Door een mediator die toegelaten wordt in een overheidsregister wordt de kwaliteit van de dienstverlening en de verdere professionele ontwikkeling van de beroepsgroep gewaarborgd. Dat heeft niets te maken met de onafhankelijkheid van het functioneren van een mediator of met de inhoudelijke wijze van uitoefening van de werkzaamheden als mediator. In de wetgeving wordt nadrukkelijk aan elke mediator en aan de partijen zelf overgelaten hoe hij of zij de mediation zal aanpakken en begeleiden. Er wordt alleen een infrastructuur geboden door het overheidsregister, mediators wordt niet voorgeschreven hoe ze een mediation in de praktijk dienen aan te pakken.’ Mediators hoeven volgens Schonewille ook niet inhoudelijk aan de overheid over mediations te rapporteren. ‘Een mediator in het voorgestelde overheidsregister is net zo onafhankelijk als een mediator die in een ander register is opgenomen. De minister van Veiligheid en Justitie is uitsluitend ‘systeemverantwoordelijk’ zoals dit wordt genoemd; de Commissie Mediation die wordt ingesteld en grotendeels zal bestaan uit leden die uit de beroepsgroep zelf komen, is verantwoordelijk voor de inhoudelijke aspecten.’

Sabine Droogleever Fortuyn

Advertentie