De adviescommissies van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) hebben grote bezwaren tegen het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt iemand het Nederlanderschap te ontnemen die zich in het buitenland heeft aangesloten bij een terroristische organisatie. De commissies van de beroepsorganisatie van de advocatuur raden het wetsvoorstel daarom ook af.

‘Een vitale rechtsstaat hoort staatsgevaarlijke personen aan te pakken met maatregelen die in overeenstemming zijn met principes van diezelfde rechtsstaat. Anders treft de overheid het terechte verwijt de rechtsstaat zelf in gevaar te brengen.’ Dat concluderen de adviescommissies van de Nederlandse orde van advocaten inzake vreemdelingenzaken, strafrecht en familierecht in een advies van 18 februari.

Het wetsvoorstel geeft de minister van Veiligheid en Justitie de bevoegdheid het Nederlanderschap in te trekken van diegene, verblijvend in het buitenland, die zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie. Het moet gaan om een organisatie die door de ministerraad is geplaatst op een lijst van organisaties die geacht worden een bedreiging te vormen voor de nationale veiligheid. Van die organisatie moet ook vaststaan dat die deelneemt aan een nationaal of internationaal gewapend conflict.

De adviescommissies schrijven begrip op te brengen voor de wens van de overheid om staatsgevaarlijke personen te belemmeren in hun voornemens die gericht zijn op het ontwrichten van de rechtsstaat. Maar ze geven daarbij ook een waarschuwing: ‘Op het moment dat het moeilijk wordt, moet het recht zijn waarde bewijzen.’

De adviescommissies hebben bezwaren met betrekking tot de rechtsbescherming, internationale verplichtingen en gelijke behandeling. Daarbij hebben de adviescommissies grote bedenkingen bij het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel.

De rechtsbescherming voor betrokkenen schiet tekort, menen de adviescommissies. ‘(..) de voorziene notificatieprocedure is geen procedure op tegenspraak en deze tegenspraak wordt ook op voorhand uitgesloten juist nu de betrokken persoon niet in Nederland is en zich ook niet naar Nederland kan begeven,’ stellen de adviescommissies. Het gebruikmaken van geheime informatie van de AIVD betekent volgens de adviescommissies bovendien een verlaging van de bewijsstandaard ‘die gelet op de aard van het recht dat wordt ingetrokken, zich niet verdraagt met internationale jurisprudentie’.

Daar komt bij dat alleen personen met een dubbele nationaliteit het Nederlanderschap kan worden ontnomen. Het EU recht beschermt immers tegen staatloosheid. De adviescommissies wijzen erop dat het wetsvoorstel hierdoor kenmerken vertoont van (indirecte) discriminatie ‘die bovendien kunnen tenderen naar stigmatisering van bevolkingsgroepen’. Het Nederlanderschap geeft een Nederlander ook politieke rechten, verblijfsrecht, recht op bijstand en recht op reclassering in Nederland. Het feit dat personen met een dubbele nationaliteit niet staatloos worden, na het afnemen van het Nederlanderschap, biedt volgens de adviescommissies geen rechtvaardiging voor het verlies van ‘het arsenaal aan rechten die samenhangen met het Nederlanderschap’. ‘Daarom is in de visie van de adviescommissie sprake van discriminatie op grond van nationaliteit.’

Tot slot zien de adviescommissies niet voor welk probleem het voorgestelde wetsvoorstel de oplossing is. Voorwaarde voor de intrekkingsbevoegdheid is dat de persoon in het buitenland is. ‘Zij die uit beeld zijn, kunnen dus hoe dan ook al ongezien naar Nederland komen en daartegen biedt het wetsvoorstel geen remedie. (..) Degenen die wel in beeld zijn, kunnen geacht worden zodanige feiten te hebben begaan dat voorlopige hechtenis is toegestaan.’

Sabine Droogleever Fortuyn

Advertentie