Lokale dekens hebben er sinds 1 januari een aantal taken bij gekregen. Zo zijn ze nu toezichthouder in de zin van de Awb en Wwft. Een week lang volgde het Advocatenblad Paul Manning met zijn vernieuwde takenpakket als deken van Overijssel. Wat blijkt? De nieuwe Advocatenwet en de Verordening op de Advocatuur zorgden niet voor een ommezwaai. ‘Het absolute omslagpunt was Docters van Leeuwen.’

 

Ik ben de taartjes vergeten!’ roept Paul Manning uit tegen Cato Hamburger, zijn adjunct op het bureau van de orde in Overijssel. Het is vandaag vijf jaar geleden dat Manning deken werd en dat eerste lustrum had hij willen vieren. Toen Manning in 2010 het dekenaat aanvaardde, dacht hij goed voorbereid te zijn. Hij zat al sinds januari 2002 in de raad van toezicht, zoals het toen nog heette. Hij was er penningmeester en de laatste vier jaar waarnemend deken. Vlak na zijn aantreden realiseerde hij zich: ik weet niets.

 

‘Veel dingen kan de deken toch niet overdragen,’ constateert Manning nu. Het dekenaat is soms eenzaam, vindt hij, en het is hard werken. Toch voelt het voor Manning als een groot voorrecht om juist ook in deze periode deken te zijn. ‘Er is de laatste vijf jaar veel veranderd,’ zegt hij. ‘Maar het wordt ook steeds leuker. Vroeger deed een deken vooral klachtbehandeling; nu gaan we veel meer naar buiten. 

 

Ik werd deken in een tijd dat we hier in Overijssel nog elke maand zeven beëdigingen hadden,’ vertelt Manning. Toen kwam de crisis. De krimp kwam in het arrondissement. ‘Nu doen we nog maar twee keer per jaar beëdigingen.’ Maar het grootste keerpunt was het onderzoek ‘Het bestaande is geen alternatief. Een verkenning naar verbeteringen in het toezicht op de advocatuur’ uit 2010. ‘Docters van Leeuwen,’ noemt Manning het rapport, naar de hoofdauteur. ‘Pas met Docters van Leeuwen zijn we als dekens gaan nadenken over onszelf. We moesten veranderen. En dat wilden we ook doen.’ Voor Docters van Leeuwen was het toezicht meer organisch, zegt Manning. ‘De deken was meer een primus inter pares; de pater familias die je voorhield: “Zeg maar ‘sorry’ en dan is het goed.” Als één van ons op het schild staat, krijgt hij het respect van iedereen. Dat is kostbaar.’ Soms is ‘normoverdragend contact’ effectiever dan dreigen met bevoegdheden, vindt Manning. Docters van Leeuwen suggereerde ook niet dat dit verloren moest gaan. Tegelijkertijd moest er wel iets veranderen. Docters van Leeuwen drong aan op meer harmonisatie, verdere professionalisering en meer samenwerking om de kwaliteit van het toezicht te verhogen. De nieuwe Advocatenwet en de Verordening op de Advocatuur (Voda) bevatten nu instrumenten om dat te ondersteunen.

 

Toezichthouder op cursus
Eerder die week zit Manning in zijn Jaguar XF. Vanuit Zwolle reist hij naar Utrecht. In het Beatrixgebouw daar krijgen dekens en medewerkers van lokale ordes een cursus over de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Tijdens de rit belt de deken non-stop. Manning zegt dat zijn dekenaat altijd voorgaat; intussen draait hij ook nog een praktijk. Hij werkt als curator aan een groot faillissement. Uiteraard noemt hij geen namen, al is wel duidelijk om welk dossier het gaat: de lokale krant plaatst die dag een bericht over Manning en een failliete scheepswerf.

 

Manning meent dat er geen fulltime dekens zouden moeten zijn ‘als de grootte van het arrondissement het toelaat. ‘Ik vind dat je moet weten hoe het er op een zitting aan toegaat. Maar in sommige grote arrondissementen kan de deken er geen praktijk op na houden.’ Omdat het dekenaat steeds complexer is geworden, zou een deken ook een aantal jaar moeten aanblijven in zijn optiek. ‘Degenen die fulltime deken zijn geweest lopen dan het risico dat hun praktijk weg is en ze alles opnieuw moeten opbouwen. Als je niet alleen maar dekens wilt hebben die aan het eind van hun carrière zitten, zul je als het kan dekens moeten aanstellen die er ook nog praktijk bij houden. Anders vind je niemand die het wil doen.’ Tijdens de Wwft-cursus loopt Manning af en toe weg om telefoontjes over de scheepswerf te beantwoorden.

 

De cursus herbergt meerdere eyeopeners, onder andere over dekens als toezichthouder in de zin van de Wwft. ‘Vroeger werd wel gezegd: “Bij vragen kun je altijd de deken bellen voor advies.” Maar met het nieuwe takenpakket van de deken en de rol van toezichthouder is het maar de vraag of hij advies kan geven op de Wwft. Want als hij een verkeerd advies zou geven, is hij zelf het haasje,’ vat Manning samen. Wat is dan de geijkte route? ‘Je kunt als deken advocaten doorverwijzen naar het kenniscentrum Wwft. Of naar kantoorgenoten die er meer vanaf weten.’ Eigenlijk zou iedereen die hier mee te maken heeft regelmatig een cursus Wwft moeten doen, zegt Manning na afloop. ‘Dus je secretaresse ook.’ ‘En het kan zijn dat je iets niet hoeft te melden onder de Wwft, maar wel bij de deken via afdeling 7.1 van de Voda,’ vult zijn adjunct Hamburger aan. De nieuwe verordening zit er al goed in; hoofdstuk 7 gaat over de relatie tussen advocaat en cliënt. Manning haalt ondertussen een glaasje water. De griep heerst, ook bij de Overijsselse deken. Maar tijd voor overgave is er deze week niet.

 

Niets zonder bureau
‘Het bureau is onmisbaar voor een deken,’ zegt Manning op een donderdagochtend. Toen hij in 2010 aantrad bestond het bureau uit een adjunct en een administratief medewerkster die allebei parttime werkten. ‘Het bureau was te kwetsbaar,’ herinnert Manning zich. Met de aanstaande fusie van arrondissementen en de aanbevelingen van Docters van Leeuwen beseften de toenmalige adjunct Anja Roossien-Feenstra en Manning dat uitbreiding van het bureau nodig was. Cato Hamburger, die haar bureau Zutphen zag opgaan in Gelderland, stapte na de herindeling van de gerechtelijke kaart en de fusie van arrondissementen over naar Overijssel. Zij heeft daar de leiding van het bureau op zich genomen. Naast Hamburger bestaat het bureau uit twee juristen en één administratief medewerkster. Voormalig adjunct Anja Roossien-Feenstra houdt zich nu hoofdzakelijk bezig met klachtenbehandeling en adviezen. De andere juriste bereidt onder meer kantoorbezoeken voor en controleert de entreetoetsen. Manning: ‘Het moet thuis goed zijn. Als het bureau niet goed functioneert, stopt alles.’

 

‘We moeten stukken van het dekenberaad nog voorbespreken,’ maant Hamburger de deken. Via de app Goodreader heeft ze Manning al de documenten gestuurd met haar eigen annotaties. Digitale post-its ploppen tevoorschijn als Manning ze aantikt op zijn iPad. Hij heeft zijn bril afgezet om ze beter te kunnen lezen. Hamburger noemt nog een paar andere punten van haar lijstje. Zo is er de kwestie van een advocaat die na herhaald verzoek nog steeds geen jaarrekeningen heeft overgelegd. Ze hebben het hier al eerder over gehad. ‘Ik denk dat we dan toch maar een last onder dwangsom moeten opleggen,’ stelt Manning voorzichtig voor. ‘Dat moeten we dan wel goed bestuderen,’ vindt Hamburger. Het zou de eerste keer zijn dat de deken dit nieuwe middel inzet.

 

Binnenkort gaat hij een cursus bestuursrecht volgen; Manning is toezichthouder in de zin van de Awb, maar daar weet hij naar eigen zeggen nog bar weinig van. ‘Wij hebben gelukkig een echte Awb-specialist in de raad van de orde zitten.’ Zonder aarzeling gebruikt hij de nieuwe term: raad van de orde voor wat vroeger raad van toezicht was. Nu sinds 1 januari alle toezichttaken bij de deken liggen, dekte die oude naam de lading niet meer. Manning vergist zich geen enkele keer.

 

Verzamelen
Vroeger waren dekens vooral naar binnen gericht, weet Manning. Hij somt op: een keer per jaar overleg met de ‘buurtjes’, de naastgelegen arrondissementen. Twee keer per jaar een dagje uit met de dekens, maar dat was vooral een gezellige reünie ‘en de volgende dag met een houten kop rondlopen’. En dan was nog één keer per jaar overleg met het bestuur van de rechtbank, met de Raad voor Rechtsbijstand en een keer praten over de beroepsopleiding. Dat was het wel. Nu zijn de contacten met de ketenpartners veel intensiever. En: het dekenberaad was nodig. Manning: ‘Voordat het dekenberaad werd ingesteld was Nederland met negentien arrondissementen een lappendeken van negentien koninkrijkjes en negentien wijzen van oplossen en behandelen.’ Met Docters van Leeuwen kwam de omslag van ‘Blijf met je fikken van mijn koninkrijk af’ naar uniformiteit en harmonisatie.

 

Sinds 2011 komen elf dekens op maandelijkse basis bij elkaar, meestal op de tweede woensdag van de maand. Ze praten over hoe ze zaken in hun arrondissementen gelijk kunnen trekken. ‘Het wordt steeds moeilijker voor lokale ordes om afwijkend beleid te voeren,’ zegt Manning. Daarnaast is er tijdens de bijenkomst standaard ruimte voor casuïstiek. ‘De onderlinge contacten zijn geweldig, heel plezierig. Maar het is helaas geen feestje meer als we elkaar zien: het is echt werken. We zijn de afgelopen jaren alleen maar functioneel bezig geweest.’

 

Het dekenberaad is vreselijk belangrijk, vindt Manning. ‘Het dekenberaad is een onmisbaar gremium voor het goed functioneren van de orde en het toezicht’. Maar iedereen moet zich wel goed realiseren dat het dekenberaad geen aparte status heeft en niet aan de bevoegdheden van de lokale raden, de algemene raad of het college van afgevaardigden kan snoepen, vindt Manning. ‘Weet dat u niets bent,’ hield hij zijn collega-dekens laatst nog voor tijdens de vergadering. Maar in de nieuwe Voda staat toch een artikel over het dekenberaad? ‘Het is een intellectuele uitdaging om op basis daarvan het wezen van het dekenberaad vorm te geven,’ glimlacht Manning.

 

Geen vuurpeloton
‘Vroeger zag je iedereen op de jaarvergadering of in de wandelgangen,’ vertelt Manning terug op het bureau van de orde. Toen hij in 1982 beëdigd werd, kende Zwolle slechts tachtig advocaten. Nu is hij deken van meer dan zevenhonderd. Dat er tegenwoordig kantoorbezoeken worden afgelegd, is eigenlijk noodzakelijk: ‘Je hebt daardoor contact met mensen die je anders niet zou zien.’ Manning had wel schroom voor zijn eerste kantoorbezoeken. ‘Je stelt toch vragen die vrij intiem zijn. Hoe zit je praktijk in elkaar? Hoe zit het met de financiën? En met de omzet? We kijken dossiers in, van onze collega’s en concurrenten. We houden er dus wel rekening mee wie waarnaartoe gaat.’ Soms kan de deken beter een kantoorbezoek delegeren aan iemand van de raad, bijvoorbeeld om elke schijn van partijdigheid uit te sluiten.

 

Na zo’n tien keer de drempel van een kantoorbezoek over te zijn gegaan, was Manning minder bedeesd. ‘Maar die schroom zit er nog wel aan de andere kant. Over het algemeen reageert men positief als we er zijn, maar soms is er nog wel wat stugheid.’ Het is dan aan Manning om te verkopen waarom hij er is in zijn visie. ‘Die kantoorbezoeken zijn er om advocaten zo goed mogelijk te laten functioneren. We vragen: “Hoe kunnen we je helpen?” We zijn er niet om advocaten voor het vuurpeloton te zetten, of om bonnenboekjes tevoorschijn te halen.’ Kantoren zijn vaak blij met de tips die ze krijgen. Manning kijkt bijvoorbeeld mee of advocaten afdoende verzekerd zijn en hoe opdrachtbevestigingen eruitzien. Bij kantooronderzoeken kan Manning hulp inroepen van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur, een afdeling bij de landelijke orde. ‘Een zegen,’ noemt Manning de Unit FTA. ‘Dat hadden we tweeënhalf jaar geleden nog niet. Bij financiële kwesties kan ik ze gewoon bellen. Als ik vraag om onderzoek te doen, dan komen ze. En ze zijn snél!’

 

Als er misstanden blijken te zijn, is nu de vraag: wanneer handelt een deken tuchtrechtelijk en wanneer zet hij zijn nieuwe bestuursrechtelijke bevoegdheden in? Manning weet dat dit zich nog moet wijzen. ‘Je moet het ook durven doen. Soms is een vaderlijk gesprek effectiever dan zwaaien met een last onder dwangsom. Vroeger had je weinig opties als deken. Nu helpen we kantoren bijvoorbeeld ook door een coach, meestal een oud-deken, voor te stellen.’ En hoe vinden advocaten dat? ‘Heel wisselend, maar uiteindelijk hebben ze niet veel keuze.’ Manning opereert puur vanuit de missie om het toezicht, en daarmee uiteindelijk de advocatuur, beter te maken. ‘Natuurlijk lossen we problemen samen liever goedschiks op, maar als het moet: dan maar kwaadschiks.’ 

 

Paul Manning

Geboren: 1956, Veghel

1976-1982: Studie rechten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (thans Radboud

Universiteit), specialisatie in vennootschapsrecht en belastingrecht

1982-heden: Advocaat bij Benthem Gratama Advocaten, Zwolle

2002-2010: Penningmeester raad van toezicht Zwolle-Lelystad

2006-2010: Waarnemend deken Zwolle-Lelystad

2010-2013: Deken in het arrondissement Zwolle-Lelystad

2013-heden: Deken in het arrondissement Overijssel

Gehuwd, drie dochters

Download artikel als PDF

Advertentie