Als hoofd belastingprocespraktijk bij PwC fungeerde Maarten Feteris als schaduwrechter. ‘Men zei daar vaak: “Wat ben je toch voorzichtig.”’ Sinds 1 november is hij president van de Hoge Raad. Naar eigen zeggen werd hij aangenomen omdat hij een bindende factor kan zijn. De nieuwe president over artikel 80a, de rol van de Hoge Raad en zichzelf.

 

Hij reist graag met het openbaar vervoer, dan kom je nog eens mensen tegen. Het helpt ook een klein beetje om zelf een gewoon mens te blijven. Maarten Feteris (spreek uit: Fetéris) is niet zozeer het standaardtype ‘partner bij een groot kantoor’. Toch werkte hij 22 jaar bij PwC en werd hij er hoofd van de belastingprocespraktijk. Het leidde in NRC Handelsblad tot een kritische kanttekening bij zijn benoeming tot president van de Hoge Raad. Een grootverdiener die multinationals de weg wees naar de weg van de minste fiscale weerstand, moest die nou president zijn? Feteris: ‘Dan vraag je eigenlijk: “Mag een belastingadviseur wel rechter zijn?” We willen als college breed zijn samengesteld. In mijn functie bij PwC – ik werkte ook twee dagen per week als hoogleraar – wees ik mensen de weg in buitengewoon gecompliceerde wetgeving. De mogelijkheden, maar ook de verplichtingen.

 

Mijn ervaring is dat grote bedrijven er niet zozeer op uit zijn zo min mogelijk belasting te betalen, ze willen wortels hebben in een land waar je een goede werkrelatie kunt hebben met de overheid. Het gaat ze meer om het voorkomen van dubbele belasting. Ik fungeerde voor collega’s als klankbord, als een soort schaduwrechter: hoe liggen de kansen als dit voor de rechter komt? Dan zei men vaak: “Wat ben je toch voorzichtig.” Ik heb nooit iets geadviseerd waarvan ik dacht dat het eigenlijk niet kon. En wat betreft mijn inkomsten: ik geloof niet dat er een maximum voormalig inkomen is vastgesteld voor leden van de rechterlijke macht. Als aan mijn integriteit kon worden getwijfeld, zou men mij toch ook niet voor deze functie hebben gevraagd?’

 

Wat waren de redenen Feteris wél te vragen? ‘Mijn gezag binnen de organisatie, de verwachting dat ik naar buiten goed duidelijk zal kunnen maken waar de Hoge Raad voor staat, en dat ik een bindende factor kan zijn. Bij dat laatste speelde een rol dat ik al enige tijd “Staatsraad in buitengewone dienst” ben.’ Feteris maakt dus deel uit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, al heeft hij nu geen tijd meer om zittingen te doen. Feteris: ‘Er vindt tussen Hoge Raad en Raad van State regelmatig afstemming plaats over rechtsvragen die voor beide colleges relevant zijn. We willen dat nog intensiveren. Het zou mooi zijn als enkele leden van de Afdeling bestuursrechtspraak ook als raadsheer in buitengewone dienst zouden kunnen deelnemen aan rechtspraak van de Hoge Raad. Maar daarvoor zou wel de wet gewijzigd moeten worden.’

 

Kerstboom
Het is een pragmatische insteek, want eigenlijk vindt de Hoge Raad dat de rechtseenheid in het bestuursrecht het best gediend zou zijn met voltooiing van ‘de kerstboom’: alle bestuursgerechten onderbrengen bij de rechterlijke macht, met de Hoge Raad als cassatierechter aan de top. Alleen ligt er nu een wetsvoorstel waarin wel het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Centrale Raad van Beroep worden opgeheven, maar waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hoogste rechter voor het ‘gewone’ bestuursrecht blijft bestaan. Is dat geen gemiste kans, hangt niet juist rond de Afdeling nog altijd de verdenking dat het college niet volledig onafhankelijk is van de overheid? ‘Er is inderdaad een beeld dat de Raad van State meer op de overheid zou zijn gericht dan de Hoge Raad, maar uit alles waar ik mee in aanraking ben gekomen herken ik dat niet. Soms is de Hoge Raad meer burgervriendelijk, soms de Afdeling. We proberen naar elkaar toe te groeien, we komen eens per zes weken bij elkaar.’

 

De advocatuur zit bij die besprekingen natuurlijk niet aan tafel. Kan de advocatuur wel voldoende meepraten? Zijn zaken al achter de schermen in een informeel overleg beslist voordat een advocaat in een concrete zaak zijn misschien wel unieke argumenten op tafel heeft gelegd? Feteris: ‘Dat overleg gaat vaak over concrete zaken, waarin partijen, advocaten en andere gemachtigden al hun argumenten kunnen aanvoeren. En advocaten kunnen rechtsvragen ook agenderen door strategisch procederen. Toen er bijvoorbeeld veel vragen waren over de fiscale aspecten van bedrijfsopvolging heeft het ministerie van Financiën met een aantal belastingadviseurs en advocaten zes zaken geselecteerd die een goed totaalbeeld gaven. Die hebben wij met voorrang behandeld om zo snel mogelijk richting te geven aan de rechtspraak. We luisteren ook naar signalen van rechtbanken dat er veel zaken spelen over een bepaald onderwerp, zoals nu over het alcoholslot. We zijn er niet om mooie theoretische arresten te schrijven, maar om problemen op te lossen waar mensen mee zitten. We spreken recht in een zaak, maar onze toegevoegde waarde bestaat uit duidelijkheid voor honderden, duizenden gevallen.’

 

Dat is ook het argument waarmee de Hoge Raad steeds verder beknibbelt op de tijd die wordt gestoken in zaken die evident niet tot cassatie kunnen leiden of waarin klaarblijkelijk sprake is van onvoldoende belang (artikel 80a Wet RO). Vanuit de advocatuur klinken bezorgde geluiden. De individuele rechtsbescherming zou eronder lijden. Is Feteris in dit opzicht een hardliner? ‘Het is onterecht om van een harde lijn te spreken. Anders dan in de Verenigde Staten bijvoorbeeld, waar het hooggerechtshof zaken selecteert op het juridisch belang, dus niet eens op de kans op succes of de vraag of een rechter iets fout heeft gedaan. Wij behandelen alle zaken inhoudelijk, alleen dat oordeel wordt in die evidente zaken niet meer helemaal uitgeschreven.’ En daar staat Feteris duidelijk achter. Hij wil ‘met kracht voortgaan de organisatie hierop in te richten’.

 

Maar voor niet alle advocaten is het blijkbaar helemaal niet zo evident dat hij of zij een kansloze zaak is begonnen. Maken advocaten dan zulke verkeerde inschattingen, schiet de kwaliteit dan zo tekort? ‘In civiele zaken zie je vrij weinig artikel 80a-arresten. In strafzaken zou het de kwaliteit zeker verhogen als daar vergelijkbare eisen zouden gaan gelden voor cassatieadvocaten. Overigens hoeft een artikel 80a-beslissing niet te betekenen dat de kwaliteit onvoldoende is. Bij “evident ongegrond” kun je dat zeggen, maar bij “onvoldoende belang” maken we een weging, bijvoorbeeld dat er na verwijzing hoogstwaarschijnlijk toch niets uitkomt. Dat is vaak zo casusgebonden, het heeft voor anderen geen waarde dat per middel allemaal uit te schrijven, en dat kost bovendien veel tijd.’

 

Dakkapel
Hoe voorkom je dat je op die artikel 80a RO-stapel terechtkomt? Feteris geeft handvatten. ‘Je moet heel goed de rechtspraak bijhouden, en goed de cassatietechniek kennen. Onderscheid maken tussen feitelijke, juridische en gemengde oordelen en weten welk wapen je bij die categorieën moet inzetten. Tegen een feitelijk oordeel kun je alleen opkomen als sprake is van een motiveringsgebrek, en dan moet echt sprake zijn van een onbegrijpelijke redenering, bijvoorbeeld: het hof telt de waarde van één dakkapel tweemaal mee bij het bepalen van de WOZ-waarde. En als het gaat om gebrek aan belang: er is al een waslijst bekend aan gevallen waarin de Hoge Raad dat in beginsel aanneemt. Als je in zo’n geval meent dat in jouw zaak toch iets uitzonderlijks speelt, iets atypisch, dan moet je dat áánvoeren, de Hoge Raad gaat daar het dossier niet helemaal op doornemen.’

 

De Hoge Raad wil kansloze zaken snel afdoen om tijd voor andere zaken te maken, maar intussen daalde het aantal aangebrachte civiele zaken bij de Hoge Raad in 2013 met vijftien procent. Reden tot zorg? ‘Het lastige is dat je niet weet welke zaken precies niet meer komen. Voor een deel zal het te maken hebben met de verhoging van het griffierecht. Bij handelszaken is er vast een verband met de economische crisis. We zien op dit moment verder weinig arbeidszaken, maar de herziening van het ontslagrecht per 1 juli aanstaande zal wel weer allerlei vragen gaan oproepen. Vroeger duurde het dan jaren voordat die bij ons kwamen, maar nu de rechtbanken in civiele zaken prejudiciële vragen kunnen stellen – iets wat we graag ook bij straf- en belastingzaken willen invoeren – kan het snel gaan. Wij zien die prejudiciële vragen wel aankomen: we wonen als Hoge Raadsleden vaktechnische overleggen bij van rechtbanken en hoven.’

 

Ook de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand zouden kunnen leiden tot minder zaken. Vlak voor het interview werd bekend dat staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD) ondanks een motie van de Eerste Kamer de kortingen op de vergoedingen voor advocaten wil doorzetten. Feteris: ‘De aangekondigde bezuinigingen zijn fors, maar wat daarvan precies de gevolgen zijn, zul je in de toekomst pas weten. Als groepen mensen daardoor de toegang tot het recht niet kunnen betalen, vind ik dat een punt van zorg, maar volgens het EHRM heeft de politiek de nodige vrijheid bij het inrichten van een systeem van gefinancierde rechtsbijstand.’

 

Zou de president, als ultieme hoeder van de rechtsstaat, zich over dit onderwerp juist niet moeten uitspreken? Dat gebeurde bij de verhoging van het griffierecht toch ook? ‘Daarvan kon je bij voorbaat zeggen wat de gevolgen zouden zijn, daar was onderzoek naar gedaan. Als zeker was dat de toegang tot het recht nu door het ijs zou zakken, zou ik mijn geluid laten horen, op de manier die naar mijn inschatting het meest effectief zou zijn.’

 

Wanneer zou Feteris bij zijn aftreden over vijf, zes jaar zijn presidentschap beschouwen als geslaagd? ‘Als men onze arresten beleeft als van hoog juridisch niveau, begrijpelijk geformuleerd, en breed toepasbaar. Dat is de basis. En als de feitenrechters ons als partner zien. Daar zijn we een eind mee op weg, maar dat wil ik verder brengen, door verder te gaan met gezamenlijke overleggen, door rechters als “stagiaires” in ons midden te hebben en naar hen te luisteren. En als de Raad van State en de Hoge Raad – dan nog de enige hoogste bestuursrechters – nóg intensiever samenwerken.’

 

Het klinkt niet revolutionair. En daar lijkt Feteris de man ook niet naar. Mensen die hem kennen, noemen hem hyperintelligent, vriendelijk, altijd bereid op te treden op muziekavonden en om op afscheidsfeestjes de liederen op de vleugel te begeleiden. Bij PwC wordt nog altijd met groot respect over hem gesproken. En al is hij dan belastingman, hij kon zich bij de Raad van State met veel plezier en inlevingsvermogen verdiepen in de verhitte gemoederen rond stankoverlast van een paardenbak. Een man van het harmoniemodel, zoals hij het zelf zegt. Met wie je, als je toevallig tegelijk uit de trein stapt, graag een stukje oploopt. 

 

Maarten Feteris

Geboren: 1960
Burgerlijke staat: Gehuwd, drie volwassen dochters
Studies: Nederlands recht Rijksuniversiteit Leiden (1982), Fiscaal recht Universiteit van Amsterdam (1987; cum laude) 
1986-2008: Belastingadviseur PwC
1994-heden: Hoogleraar Belastingrecht Erasmus Universiteit Rotterdam 
2008-2013: Raadsheer in de Belastingkamer van de Hoge Raad 
2011-heden: Staatsraad in buitengewone dienst Raad van State 
2013-2014: Vicepresident Hoge Raad
2014-heden: President Hoge Raad

 

Vier vragen aan Feteris

Bas Martens, voorzitter dekenberaad NOvA:
Hebben de eisen voor de civiele cassatiebalie de kwaliteit verbeterd of was die sowieso wel goed?

Maarten Feteris:
‘De kwaliteit was in civiele zaken in het algemeen al goed, maar niet iedereen was van hoog niveau. We denken al wel enig – positief – effect te zien: het aantal zaken waarin de klacht “klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden” (artikel 80a Wet RO) neemt af. Maar we zitten nog in een overgangsperiode. Pas nadat de “vliegureneis” ook zal zijn gaan gelden voor advocaten buiten Den Haag kunnen we een eindoordeel geven.’

 

Bart Nooitgedagt, voorzitter Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten:
Strafrechtadvocaten signaleren dat lagere rechters tegen de koers van de HR in soms toch kiezen voor bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkheid bij vormfouten van het OM. Hoe kijkt u tegen die ‘rechterlijke ongehoorzaamheid’ aan?

Maarten Feteris: 
‘Afwijkende opvattingen van lagere rechters kunnen de Hoge Raad stimuleren zijn eigen eerdere beslissingen kritisch te evalueren en zo nodig aan te passen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in het tongzoenarrest (NJ 2013/437). Maar dat is toch de uitzondering die de regel bevestigt. De HR streeft naar vaste lijnen. De lagere rechter die daarvan afwijkt, lokt vrijwel altijd een voortzetting van de procedure uit waarvan de uitkomst voorspelbaar is. Met extra kosten voor partijen, en langere onzekerheid voor alle betrokkenen.’

 

Stef van Weeghel, oud-advocaat, hoogleraar internationaal belastingrecht en partner bij PwC: 
Verwacht u dat de maatschappelijke verontwaardiging van de laatste jaren over ‘agressieve belastingontwijking’ door multinationals van invloed zal zijn op de rechtspraak van de Hoge Raad?

Maarten Feteris: 
‘Ik verwacht niet dat die verontwaardiging ertoe zal leiden dat de Hoge Raad specifiek voor deze ondernemingen een andere koers gaat varen. Als constructies inspelen op verschillen tussen fiscale wetgeving in verschillende landen ligt het voor de hand de eventuele bestrijding daarvan te laten plaatsvinden door wetgeving of verdragsafspraken.’

 

Bart Jan van Ettekoven, die als staatsraad én als musicus regelmatig met Maarten Feteris heeft ‘gezeten’: 
Wat betekent pianospelen voor u?

Maarten Feteris: 
‘Pianospelen hoort bij mijn eerste levensbehoeften. Als ik op vakantie een paar weken niet kan spelen, mis ik dat intens en denk ik al vooruit wat ik als eerste zal spelen als ik weer thuis ben. Ontwenningsverschijnselen misschien. Pianospelen brengt energie, enthousiasme in me boven. Ik speel vrijwel dagelijks, maar heb op het ogenblik weinig ruimte om nieuwe stukken in te studeren.’

 

Download artikel als PDF

Advertentie