De eenmalige investering om het programma KEI (Kwaliteit en Innovatie) te realiseren bedraagt 200 miljoen euro. Dit is 140 miljoen euro meer dan voorzien in de initiële business case voor KEI. Dat blijkt uit de business case van december 2014, die minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie (VVD) vandaag overlegde aan de Tweede Kamer.Link:
De eenmalige uitgaven voor KEI zijn hoger door vijf factoren, blijkt uit de herijkte business case die de Boston Consulting Group opstelde in opdracht van de Rechtspraak. De grootste additionele kosten komen door een langere looptijd en versterking van het centrale programma. Daardoor worden de eenmalige ‘centrale kosten’ (programma- en projectmanagement en opleiding- en implementatiekosten) 49 miljoen euro hoger. Ook zijn er een aantal IT-investeringen die al eerder gepland waren en nu binnen KEI vallen, zoals Straf, eKanton en Toezicht. Dit zorgt voor 23 miljoen aan extra eenmalige kosten. Daarnaast moeten de lokale implementatieteams versterkt worden voor 27 miljoen euro. Er zijn bovendien hogere organisatiekosten (19 miljoen) en inmiddels is er een beter beeld van de IT-investeringen voor civiel/bestuurs (22 miljoen). Dat komt samen op 140 miljoen aan extra investeringen bovenop de 60 miljoen eenmalige kosten die al voorzien waren voor KEI. Stoppen met KEI zou volgens de Rechtspraak echter geen besparing van 200 miljoen opleveren, omdat een deel van de investering al is gerealiseerd.
Als onderdeel van programmabeheersing maakt de Rechtspraak gebruik van het middel ‘business case’, die regelmatig wordt herijkt. De oorspronkelijke business case werd in 2013 opgesteld en vormde ‘een eerste inventarisatie’. ‘De herijking die nu voor ligt geeft een veel beter inzicht in de omvang van het programma KEI, de daarmee gemoeide kosten en de opbrengsten,’ vermeldt de toelichting bij de business case. De Rechtspraak ziet de business case meer als ‘een kosten-baten analyse van de onvermijdelijke digitalisering dan een klassieke business case op basis waarvan een investeringsbeslissing wordt genomen’. Volgens de herijkte business case zouden de jaarlijkse maatschappelijke baten 266 miljoen euro bedragen; een toename van 50 miljoen ten opzichte van de business case in juni 2013.
‘De kosten van de digitalisering van de rechtspraak zijn een interne aangelegenheid van diezelfde rechtspraak en het departement van Veiligheid en Justitie, niet van de advocatuur,’ laat de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) weten. ‘Het belang van de NOvA betreft de betrouwbaarheid en veiligheid van het systeem en de garantie dat de rechtsgang niet in gevaar komt bij het invoeren van de digitale werkwijze. Hiertoe blijven wij het project KEI nauwgezet volgen.’
Nathalie Gloudemans-Voogd