Heldere regels en duidelijke prikkels zouden volgens de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) kunnen bijdragen aan het bewaken van termijnen in het strafproces. ‘Zoals het achterwege laten van dergelijke sancties de kans op continuering van de problematiek zou vergroten.’ Dat schrijft de NOvA in een begeleidende brief bij het advies van de adviescommissie strafrecht naar aanleiding van de Contourennota Modernisering Wetboek van Strafvordering van de minister van Veiligheid en Justitie. Het gaat bijvoorbeeld om het bewaken van termijnen waarbinnen het Openbaar Ministerie moet ingaan op verzoeken die namens een verdachte of namens het slachtoffer worden ingebracht.
Sancties in het nieuwe Wetboek van Strafvordering zouden rechters ook kunnen prikkelen om bijvoorbeeld verzoeken, vorderingen en klaagschriften binnen door de wet te stellen termijnen te behandelen, stelt de NOvA voor.
Het bewaken van de termijnen heeft volgens de NOvA twee voordelen: het terugdringen van vertraging van het strafproces. Daarbij verbetert de rechtsstatelijkheid van het proces wanneer de verdediging en de verdachte eerder op de hoogte worden gesteld van de beschuldiging en het daarvoor aangevoerde bewijs.
De rechterlijke macht en het OM moeten processtukken, bijvoorbeeld aan een verdachte, tijdig aanleveren. Herziening van het Wetboek van Strafvordering biedt bij uitstek een mogelijkheid om een einde te maken aan de praktijk waarin het aanleveren van processtukken niet, te laat of gebrekkig plaatsvindt, stelt de NOvA in de brief aan de minister van Veiligheid en Justitie.
Ook moet volgens de Orde voorkomen worden dat strafzaken door een steeds veranderende samenstelling van rechtbanken worden behandeld. ‘Hierdoor wordt nu onnodig veel werk verzet door verschillende rechters die zich steeds opnieuw in dezelfde zaak moeten inwerken.’
Naast het verbeteren van de termijnbewaking vindt de NOvA dat werkprocessen bij de politie, het OM en de rechterlijke macht beter moeten functioneren. ‘In het kader van de herziening van het Wetboek van Strafvordering doet zich een kans voor die werkprocessen te analyseren om te onderzoeken op welke wijze de processen te verbeteren zijn.’ De NOvA wijst op een aantal sociaal wetenschappelijke onderzoeksprojecten in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. En de beroepsorganisatie van de advocatuur zou het toejuichen als de uitkomsten van die onderzoeken worden meegenomen in de voorgenomen herziening van het Wetboek van Strafvordering.
Inzicht krijgen in de kosten van de investeringen die nodig zijn voor de herziening van het Wetboek van Strafvordering is volgens de NOvA noodzakelijk. Op die manier kunnen volgens de Orde prioriteiten worden gesteld. Tot nu toe ontbreekt een kosten-baten analyse, meldt de NOvA.
Ook wijst de NOvA erop dat de contourennota in belangrijke mate uitgaat van een verdachte aan wie rechtsbijstand door een advocaat wordt verleend. In een meerderheid van de strafzaken figureert een verdachte die niet door een advocaat wordt bijgestaan. De NOvA acht het van groot belang dat het nieuwe wetboek ook aan de positie van die verdachte aandacht besteedt.
Sabine Droogleever Fortuyn