Toen de dekenbezoeken in 2013 nog nieuw waren waren, vertelde toenmalig Amsterdams deken Germ Kemper dat hij het wel leuk vond om te doen. Hij had zelfs twee keer appeltaart gekregen. Maar toezichthouders kunnen niet altijd op een warm welkom rekenen.
In drie Rotterdamse zaken weigerden de advocaten medewerking aan een kantoorbezoek. Twee ervan, kantoorgenoten van elkaar, stelden onder andere dat het toepasselijke artikel 26 Advocatenwet geen basis biedt voor proactief onderzoek. De geheimhoudingsplicht en de privacy weerhielden hen ervan inzage te geven in dossiers. Verder was onduidelijk aan welke regelgeving werd getoetst, en waren de bezoekende leden van het toezichtsorgaan niet onafhankelijk; ze zouden zelfs misbruik kunnen maken van de opgedane kennis om cliënten te ronselen of de wederpartij een handje te helpen. Ten slotte zou sprake zijn van willekeur bij de selectie van te bezoeken kantoren.
De andere weigeraar deed óók een beroep op de geheimhoudingsplicht en was al even wantrouwig jegens de orde: de economische tijden zijn moeilijk, en concurrentiegevoelens zouden een zuivere beoordeling door beroepsgenoten wel eens in de weg zou kunnen staan.
De Haagse raad van discipline schuift dit alles terzijde met verwijzing naar gedragsregel 37. Conform vaste jurisprudentie moet het beroepsgeheim van de advocaat wijken voor de controletaak; de deken en zijn medewerkers hebben een eigen geheimhoudingsplicht. De laatstgenoemde advocaat krijgt een waarschuwing. Het kantoorduo krijgt van dezelfde raad, in andere samenstelling, een voorwaardelijke schorsing van twee maanden. Het enorme verschil valt (deels) valt te verklaren uit het feit dat het duo al een groot aantal klachtprocedures over de praktijkvoering achter de rug had.
Intussen blijft er werk aan de winkel: alle weigeraars gingen in appel. En misschien is bouwen aan vertrouwen ook wel een puntje op de agenda.
Trudeke Sillevis Smitt