De Afdeling advisering van de Raad van State signaleert dat de regering de noodzaak om in te grijpen niet altijd adequaat motiveert. Dat staat in het jaarverslag van de Raad van State, dat 9 april werd gepresenteerd door vicepresident Piet Hein Donner. Daarbij plaatst de Raad van State kanttekeningen bij het doorberekenen van toezicht op basis van het profijtbeginsel, hoewel dit toezicht primair het algemeen belang dient.

Met name in het strafrecht is een passende motivering voor ingrijpen door de regering volgens de Raad van State van belang. De onafhankelijk adviseur van de regering wijst op het karakter van het strafrecht en het feit dat bijna altijd ook inbreuken op grondrechten in het geding zijn. ‘Dit houdt in dat inzet van het strafrecht alleen aan de orde is als blijkt dat andere, minder vergaande middelen tekort hebben geschoten.’

Ook plaatst de Raad van State kanttekeningen bij het doorberekenen van toezicht op basis van het profijtbeginsel. Eerder, in een advies van 24 maart op een wetsvoorstel over de doorberekening van de kosten voor toezicht en tuchtrecht binnen juridische beroepen, waarschuwde de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) ervoor dat advocaten niet hun eigen tuchtrechter moeten betalen. Dat werkt volgens de NOvA de schijn van belangenverstrengeling in de hand.

Adviezen van de Afdeling advisering krijgen volgens de Raad van State over het algemeen een serieuze en uitgebreide beantwoording van de regering. Het adviesorgaan van de regering wijst er echter op dat er ook gevallen zijn waarin de regering het advies niet volgt. ‘Het valt daarbij op dat de regering dan soms volstaat met het herhalen van argumenten uit de memorie van toelichting. Een dergelijke reactie bevordert niet de dialoog die voor het wetgevingsproces wezenlijk is.’ Als voorbeeld noemt de Raad van State de reactie op het advies over de verplichte eigen bijdrage in een justitiële inrichting en de eigen bijdrage in de proceskosten na een strafrechtelijke veroordeling.

In 2014 heeft de Afdeling advisering 492 wetgevingsadviezen uitgebracht. Hiervan hadden er 29 een ‘zwaar dictum’ (dictum 4, 5 en 6). Dat is 6,1 procent van het totaal. De adviesaanvragen van het ministerie van Veiligheid en Justitie legden hierbij een behoorlijk gewicht in de schaal. Het ministerie kreeg dertien een zware adviezen. Ter vergelijking, het ministerie van Algemene Zaken kreeg er één, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het ministerie van Financiën en het ministerie van Infrastructuur en Milieu kregen er vier.

Sabine Droogleever Fortuyn

Advertentie