Expertgroep Alimentatienormen beveelt aan het kindgebonden budget, inclusief alleenstaande-ouderkop, in mindering te brengen op de behoefte van kinderen. Sommige rechtbanken volgden het advies niet. Liesbeth de Beij, voorzitter van de Expertgroep Alimentatienormen, over de onduidelijkheid. ‘Partijen mogen verwachten dat de rechter de richtlijnen toepast.’

Op 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen (WHK) in werking getreden. Dit leidde onder meer tot afschaffing van de alleenstaande-oudertoeslag en een met de alleenstaande-ouderkop verhoogd kindgebonden budget. De Expertgroep Alimentatienormen beveelt aan het kindgebonden budget, inclusief alleenstaande-ouderkop, in mindering te brengen op de behoefte van kinderen. Dit kan ertoe leiden dat het eigen aandeel van ouders in de kosten van hun kinderen daalt tot nihil of zelfs tot een tegemoetkoming van de overheid in de kosten tot een groter bedrag dan de kosten van een kind.
Sommige rechtbanken hebben de aanbeveling niet gevolgd. Zij achten het in strijd met de doelstelling van de wet om de alleenstaande-ouderkop in mindering te brengen op de kosten van een kind. Onduidelijkheid is het gevolg. Leidt de alleenstaande-ouderkop tot scheiding van de rechterlijke macht? Liesbeth de Beij, voorzitter van de Expertgroep Alimentatienormen en in haar dagelijks leven rechter bij de Rechtbank Midden-Nederland, legt uit.

Advocatenblad: Wat is de achterliggende grondslag voor de commotie die in de rechtspraak is ontstaan?
Liesbeth de Beij: ‘De Expertgroep heeft in het voorjaar van 2014 besproken hoe om te gaan met de in sommige gevallen aanzienlijke verhoging van het kindgebonden budget als gevolg van de invoering van de alleenstaande- ouderkop per 1 januari 2015. De wetgever schrijft in artikel 1:404 BW voor dat ouders naar draagkracht dienen bij te dragen in de kosten van hun kinderen. Dit betekent dat je eerst moet vaststellen of er kosten zijn alvorens je aan de beoordeling van de draagkracht van de ouders toekomt. In 2006/2007, bij de invoering van het kindgebonden budget, heeft de toenmalige staatssecretaris al toegelicht dat het kindgebonden budget, net als de Kinderbijslag, een tegemoetkoming van overheidswege is in de kosten van kinderen. Om die reden wordt per 1 januari 2013, het kindgebonden budget als behoefte-verminderend aangemerkt.
De WHK bouwt voort op het in 2006/2007 ingevoerde stelsel van kinderbijslag en kindgebonden budget als tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Tegelijkertijd werd de alleenstaande- ouderkop als een verhoging van het KGB voor de verzorgende ouder met een inkomen en een vermogen tot een bepaald niveau, ingevoerd. Dat betekent dat in sommige gevallen grotendeels of zelfs geheel vanuit beide tegemoetkomingen van de overheid in de behoefte van kinderen zou worden voorzien.
Mevrouw mr. A. Roelvink-Verhoeff, de toenmalige voorzitter van de Expertgroep Alimentatienormen, heeft deze consequentie van het wetsvoorstel in een artikel in het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht (2014/30) met de titel “Het wetsvoorstel hervorming kindregelingen (33 716) en de behoefte van een kind” aan de orde gesteld. Mede naar aanleiding van dit artikel is minister Asscher tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer daarover bevraagd. Uit zijn beantwoording valt af te leiden dat hij deze consequentie onder ogen heeft gezien en –kennelijk – geen reden zag om de WHK op dit punt aan te passen.
In november 2014 heeft de expertgroep vervolgens besloten om de aanbeveling aan te passen conform de bij de parlementaire behandeling kennelijk aanvaarde uitleg van de minister, dat een verhoging van het kindgebonden budget met een alleenstaande-ouderkop een verlaging van de resterende behoefte van het kind tot gevolg heeft.
In enkele uitspraken van rechtbanken is deze aanbeveling evenwel niet gevolgd. In individuele gevallen kan de rechter natuurlijk altijd afwijken, maar in dit geval was sprake van een min of meer categorische afwijzing van de aanbeveling. Daardoor ontstaat het beeld van verdeeldheid binnen de rechtspraak, hetgeen onwenselijk is.’

De expertgroep acht het aangewezen dat de Hoge Raad zich over de behandeling van het kindgebonden budget en de alleenstaande-ouderkop uitlaat. Is deze kwestie niet te feitelijk om een oordeel van de Hoge Raad te kunnen verwachten?
‘Cassatie in het belang der wet is mogelijk als zich uiteenlopende rechtspraak ontwikkelt. Daarvan is in dit geval sprake. Ook biedt het stellen van een prejudiciële vraag mogelijk duidelijkheid, maar dan gaat het om een concrete, nog lopende zaak. Daarin is het uiteraard aan de behandelend rechter of de meervoudige kamer zelf om te bepalen of de betreffende zaak zich daarvoor leent. Een aantal leden van de expertgroep is aan het uitzoeken wat op dit moment, gelet op de huidige vragen de meest aangewezen weg is.’

In het op rechtspraak.nl gepubliceerde persbericht van de expertgroep van 17 april 2015 staat dat zij oog heeft voor onaanvaardbare situaties die kunnen ontstaan op grond van de aanbevelingen. Waar moet hierbij aan worden gedacht?
‘Deze vraag is niet in algemene zin te beantwoorden. We moeten niet uit het oog verliezen dat de aanbevelingen van de expertgroep richtlijnen zijn bedoeld om de voorspelbaarheid van rechterlijke beslissingen te vergroten. De aanbevelingen dragen er toe bij dat partijen in onderling overleg afspraken kunnen maken, omdat zij een redelijke verwachting kunnen hebben over de uitkomst als zij hun geschil aan de rechter voorleggen. Komt het toch tot een rechtszaak, dan rust op partijen de taak om in concreto aan te geven waarom in hun specifieke geval toepassing van de richtlijn tot een onbillijke uitkomst leidt. Anders gezegd: partijen mogen verwachten dat de rechter de richtlijnen toepast. Wil een van partijen het anders, dan moet hij de rechter er van overtuigen dat dit in dit geval nodig is.’

De aanbeveling heeft tot gevolg dat bij een eigen aandeel van nihil ook de zorgkorting nihil wordt. De kosten van de kinderen bij de verzorgende ouder zijn dan volledig gedekt, maar de niet-verzorgende ouder heeft onverminderd met verblijfskosten te maken. Hoe moet hier mee worden omgegaan?
‘Het gebruik van de tabellen Eigen Aandeel Kosten Kinderen voorkomt veel geschillen tussen ouders over de kosten van hun kinderen. In die zin hebben zij hun nut meer dan bewezen.
De huidige tabellen voor de kosten van kinderen berusten op onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek/ Nibud van alweer een aantal jaar geleden. Het is nodig dat er nieuw onderzoek komt om deze weer “up-to-date” te maken.
Het is los van onderzoek naar de kosten van de kinderen verder noodzakelijk dat de zorgkorting opnieuw wordt bezien. De zorgkorting moet worden beschouwd als een waardering in geld voor kosten die de niet-verzorgende ouder in het kader van de zorg- of omgangsregeling voor zijn rekening neemt op de dagen dat de kinderen bij de niet-verzorgende ouder verblijven. Bepleit wordt wel dat het met de zorgkorting corresponderende bedrag beter zou kunnen aanhaken bij de werkelijke kosten van de kinderen, dus bij de behoefte volgens de tabel, maar de expertgroep gaat zich hier nog over buigen. Zie hier ook het belang van nieuw onderzoek. Het is dan nog wel de vraag of de gehanteerde percentages voor de berekening van de zorgkorting ongewijzigd dienen te blijven.’

Koert Boshouwers

Advertentie