De naam van een collega besmeuren: foute boel. Wat je met je eigen naam doet moet je verder zelf weten.
Mr. X en mr. Y waren al jaren elkaars wederpartij in een slepende echtscheidingszaak. En dat was de advocaten blijkbaar niet in de koude kleren gaan zitten.
Toen mr. X zich aanmeldde voor een inloopspreekuur van een stichting waar ook mr. Y bij betrokken was, schreef mr. X: ‘Verder geef ik u direct aan dat ik slechte ervaringen met [mr. Y] heb, behoudens een succes hier en daar gelaten, is zijn houding en aanpak zo hard dat de klant daarvan hinder ondervindt en niet er uit haalt wat er in zit.’
Dit pakte niet goed uit voor mr. X: de stichting wees mr. X af en stelde mr. Y op de hoogte – die een klacht indiende. De tuchtrechter, die in het algemeen niet zo snel ingrijpt als advocaten over elkaar piepen, haalt fors uit. Mr. X had kennelijk enkel bedoeld om mr. Y zwart te maken, en dat is ‘hoogst laakbaar’. Mr. X krijgt (mede hiervoor) een voorwaardelijke schorsing van een maand.
Mr. Y klaagde trouwens ook dat mr. X aan de echtscheidingsrechter had verteld dat er een tuchtzaak liep. En je moet inderdaad tegen de gewone rechter niet beginnen over tuchtzaken – als je daarmee je tegenspeler nodeloos in diskrediet brengt. Maar in dit geval was mr. X zelf onderwerp van de klacht. Door daarover aan de rechter te vertellen had hij hooguit zijn eigen naam in gevaar bracht, en daar was tuchtrechtelijk gezien niets op tegen.
De appeltermijn loopt nog.
Trudeke Sillevis Smitt