Deze uitspraken zijn geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Hester Uhlenbroek, Ed van Liere, Peter Drion, Harro Knijff, Carel Gaaf en Robert Sanders. De letterlijke tekst van de uitspraken is te vinden op tuchtrecht.nl.

Misleiding van de rechter
– Raad van discipline Amsterdam, 17 juni 2014, zaak nr. 13-371NH, 
  ECLI:NL:TADRAMS:2014:140.
– Gedragsregel 1.
– Als een advocaat bewust onjuiste mededelingen doet aan de rechter, schaadt hij zeer
  ernstig het vertrouwen in de advocatuur.

Klaagster en een accountantskantoor waren verwikkeld in een incassoprocedure. Mr. X trad op voor het accountantskantoor. Bij dagvaarding legde mr. X een gedeelte over van een juridisch advies dat het accountantskantoor had ingewonnen, en vermeldde expliciet dat het om delen van het advies ging. Klaagster wierp een incident op ter inzage in het gehele advies. Mr. X stelde bij incidentele conclusie dat de weggelaten gedeelten uit het advies geen betrekking hadden op de incassoprocedure, maar op het handelen van het accountantskantoor in verband met (voorgenomen) Wwft-meldingen, waarover klaagster niet mocht worden geïnformeerd. Op grond van het door mr. X in het incident gestelde, besliste de rechtbank dat klaagster geen belang had bij overlegging van het gehele advies. Toen het accountantskantoor later in de nog lopende procedure abusievelijk alsnog het volledige advies overlegde, bleek dat de aanvankelijk weggelaten gedeelten betrekking hadden op de incassoprocedure c.q. op de vraag of het accountantskantoor haar kosten kon doorberekenen aan klaagster. De raad acht ongegrond de klacht dat mr. X een bewijsstuk ongeoorloofd heeft gemanipuleerd, omdat hij heeft vermeld dat enkele passages waren weggelaten. Maar de klacht dat mr. X de rechter heeft misleid acht de raad wel gegrond, nu de weggelaten gedeelten wél betrekking bleken te hebben op de incassoprocedure. Het is een groot goed dat rechters advocaten op hun woord kunnen geloven. Dit raakt de kern van de advocatuurlijke beroepsuitoefening. Daarom heeft mr. X het vertrouwen in de advocatuur zeer ernstig geschaad. Mede omdat mr. X gedurende de gehele procedure bij de deken en de raad heeft volgehouden dat de weggelaten passages alleen betrekking hadden op de Wwft: berisping.

Vooraf inzage in publicatie
– Raad van discipline Arnhem-Leeuwarden, 12 mei 2014, zaak nr. 13-273,
  ECLI:NL:TADRARL:2014:142.
– Gedragsregel 31.
– Een advocaat die de pers te woord staat, moet voorzorgsmaatregelen nemen om te
  voorkomen dat hij onjuist wordt geciteerd.

Klaagster exploiteert een bewindvoerderskantoor. Mr. X treedt op voor een aantal onder bewind gestelden in klachtprocedures tegen klaagster. Mr. X stond op verzoek van zijn cliënten een journalist te woord. In het gepubliceerde artikel vermeldde de journalist dat het kantoor van klaagster volgens mr. X ‘een schimmig bedrijf’ is. Naar het oordeel van de raad is deze kwalificatie niet gerechtvaardigd en daarmee onnodig grievend. Omdat mr. X bestrijdt dat hij het woord ‘schimmig’ heeft gebruikt, staat niet vast dat hij zich aldus heeft uitgelaten. Niettemin oordeelt de raad dat mr. X onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft zich laten interviewen in een gevoelige kwestie, die veel onrust veroorzaakte, waarbij de belangen van relatief kwetsbare personen aan de orde waren. Op hem rustte een grote verantwoordelijkheid zijn woorden zorgvuldig te kiezen. Daarom had hij de voorwaarde moeten stellen dat hij vooraf inzage in de publicatie zou krijgen, om te controleren of zijn woorden juist zouden worden weergegeven. Mr. X heeft onvoldoende voorzorgsmaatregelen getroffen om te voorkomen dat hij onjuist zou worden geciteerd. Waarschuwing.

Toetsen wils-bekwaamheid cliënt
– Hof van discipline 13 juni 2014, zaak nr. 6958, ECLI:NL:TAHVD: 2014:148.
– Gedragsregel 1.
– Een advocaat dient zich zorgvuldig te vergewissen van de wilsbekwaamheid van zijn 
  cliënt indien reden bestaat daaraan te twijfelen.

De moeder van klaagster lijdt aan Alzheimer in een vergevorderd stadium en is opgenomen in een verpleeghuis. Op verzoek van klaagster werd een beschermingsbewind over de goederen van haar moeder ingesteld, waarbij zij werd benoemd tot bewindvoerder en mentor. De vader van klaagster kwam hiertegen in hoger beroep en verzocht om schorsing. Mr. X trad tijdens de mondelinge behandeling van dit beroep op als advocaat van de moeder. Mr. X verklaart dat hij zich heeft overtuigd van de wilsbekwaamheid van de moeder in een gesprek dat hij, grotendeels in aanwezigheid van de vader, met haar heeft gevoerd. Het hof overweegt dat de Advocatenwet noch de bestaande verordeningen en richtlijnen van de Nederlandse orde van advocaten aanwijzingen bevatten over hoe de wilsbekwaamheid van een cliënt moet worden onderzocht, indien reden bestaat om daaraan te twijfelen. Voor de beoordeling van het optreden van mr. X zoekt het hof aansluiting bij de normering van het door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie vastgestelde Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening, en bij de voorgeschreven ‘voorlegger’ van de Raad voor Rechtsbijstand in zogenaamde BOPZ-zaken. Tot de zorg van een advocaat in de zin van artikel 46 Advocatenwet behoort bij twijfel over de wilsbekwaamheid van een cliënt ten minste het houden van een uitvoerig gesprek met de cliënt zonder aanwezigheid van derden. In dat gesprek moeten (de vraag om juridische bijstand en) het begrip en de beslisvaardigheid van de cliënt door open vragen worden onderzocht. Verder dient de advocaat in geval van bewind/mentorschap/curatele contact op te nemen met de bewindvoerder/mentor/curator. Ook dient hij – slechts na toestemming van de cliënt – informatie in te winnen bij derden, zoals verplegend personeel en familie. Het hof acht de handelwijze van mr. X in strijd met de door hem te betrachten zorgvuldigheid. Waarschuwing.

Contact met alle opdrachtgevers
– Raad van discipline Den Haag, 3 maart 2014, zaak nr. R.4040/13.47,
  ECLI:NL:TADRSGR:2014:80.
– Gedragsregel 2; artikel 7 Verordening op de administratie en de financiële integriteit.
– Bij meerdere opdrachtgevers moet de advocaat nagaan of zij hetzelfde willen, of hun
  belangen worden gediend en of de informatie juist is.

Er vond een strafrechtelijk onderzoek plaats naar fraude bij aanvragen van tewerkstellingsvergunningen. Door de fraude zouden vreemdelingen op valse gronden aan een verblijfsvergunning worden geholpen. Uit het onderzoek bleek dat degenen voor wie de vergunningen werden aangevraagd, stonden ingeschreven op fictieve adressen. Ook zouden zij werken bij dezelfde, slechts op papier bestaande, ondernemingen. De bewuste aanvraagformulieren werden door mr. X ondertekend. Mr. X had geen contact met de vreemdelingen, maar telkens met één en dezelfde tussenpersoon. De raad stelt voorop dat een advocaat die de belangen van meerdere partijen behartigt, zich er steeds van moet vergewissen dat hun wil op hetzelfde resultaat is gericht, hun belang gediend wordt en de aan hem verstrekte informatie juist is. Dat de informatie waarover mr. X beschikte afkomstig was van een notaris en een registeraccountant, ontslaat hem niet van zijn eigen onderzoeksplicht. Anders dan mr. X betoogt, zijn niet alleen de werkgever en de tussenpersoon als zijn opdrachtgever aan te merken, maar ook de vreemdelingen voor wie de vergunning werd aangevraagd. Mr. X had zich er dus zelf van moeten vergewissen dat de werknemers voor wie hij de vergunning aanvroeg, dat ook daadwerkelijk wilden en dat de aanvraag tevens in hun belang was. Omdat mr. X heeft nagelaten adequaat zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van de hem verstrekte informatie en omdat hij geen contact had met de vreemdelingen zelf, heeft hij niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van hem als advocaat mocht worden verwacht. Omdat mr. X er blijk van heeft gegeven te beseffen dat hij anders te werk had moeten gaan en zich in het dekenonderzoek coöperatief heeft opgesteld, ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

Ongeoorloofde aangifte als privépersoon
– Raad van discipline Den Bosch, 2 juni 2014, zaak nr. L284-2013,
  ECLI:NL:TADRSHE:2014:133.
– Artikel 46 Advocatenwet.
– Ook als privépersoon mag een advocaat in een civiele kwestie geen druk uitoefenen
  door een kennelijk ongegronde aangifte van verduistering te doen.

Mr. X bestelde bij klager raamkozijnen voor haar privéwoning, via een door haar ingeschakelde aannemer. Zij betaalde een deel van de facturen, klager verzocht haar om betaling van het restant. Zij wisselde van aannemer, klager verzocht haar duidelijk te maken wie zijn nieuwe opdrachtgever is. Daarop berichtte mr. X hem dat zij het restant zou voldoen nadat de kozijnen zouden zijn geleverd. Advocaat van klager berichtte daarop mr. X dat klager zijn verplichtingen tot levering zou opschorten totdat duidelijk was wie zijn opdrachtgever was en heldere afspraken over de betaling van zijn facturen zouden zijn gemaakt. Vervolgens dreigde mr. X met het doen van aangifte van verduistering tegen klager, een dreiging die zij vervolgens ook uitvoerde om, naar ze verklaarde, de levering van de kozijnen te forceren. Naar het oordeel van de raad heeft de klacht weliswaar betrekking op een privégedraging, maar heeft mr. X met haar handelen als privépersoon de grenzen van het betamelijke op zodanige wijze overschreden dat zij daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft beschaamd. Het past een advocaat, ook indien hij in privé handelt, niet om ter vermijding van een civiele procedure een kennelijk ongegronde aangifte bij de politie te doen. Mr. X heeft daarmee ongeoorloofd druk op klager uitgeoefend in een geschil dat bij de civiele rechter thuishoort. Berisping.

Download artikel als PDF

Advertentie