Sommige tuchtzaken gaan meer over de klager dan over de betrokken advocaat.

Wat betekent het als een klager vier keer dezelfde klacht tegen mr. X indient, die klacht telkens weer intrekt, drie wrakingspogingen doet, en zo’n beetje alle kopstukken van juridisch Nederland brieven stuurt met bezwaren, klachten of ontslagaanvragen tegen de betrokken deken en de tuchtrechters?

Het bezwaar van klager tegen mr. X kwam erop neer dat het haar schuld was dat hij zijn dochters zo miste. Mr. X, de advocaat van zijn ex, had zijn studerende dochters ‘geronseld’ om tegen hem te gaan procederen. Hij kende zijn dochters – zoiets zouden ze toch zeker uit zichzelf nooit doen?

Misschien was klager bang voor het echte antwoord op die vraag, wie zal het weten. Feit is dat hij telkens voordat het tot een inhoudelijke behandeling kon komen, met dezelfde bezwaren kwam: de deken had onvoldoende onderzoek gedaan, en de raad van discipline verzuimde (onder andere) de deken op het juiste spoor te zetten.

Zo draaide de zaak vier keer in de rondte voordat de tuchtrechter Arnhem/Leeuwarden er een einde aan maakte: de klacht mocht dan wel weer zijn ingetrokken, de zaak werd tóch behandeld, in het algemeen belang (artikel 47a lid 2 Advocatenwet). Want door telkens iets te doen wat een inhoudelijke behandeling frustreerde, ondermijnde klager het tuchtrecht. Alle klachten werden afgewezen; niets wees erop dat mr. X de dochters had aangespoord tegen hun vader te gaan procederen.

Omdat klager door de intrekking geen partij meer was in deze zaak, kon hij ook niet in beroep. Maar hij probeerde het wel. Het Hof verklaarde het beroep kennelijk niet ontvankelijk. Daarvan ging klager in verzet. Enzovoort, enzovoort.

Trudeke Sillevis Smitt

Advertentie