De Turkse advocaat Ramazan Demir werd, na een pittig pleidooi, door de officier van justitie aangeklaagd voor belediging van een ambtenaar in functie. Op 9 april diende de zaak voor de rechtbank in Silivri. Hij werd vrijgesproken.
Natuurlijk is advocaat Ramazan Demir blij dat hij is vrijgesproken van belediging van een ambtenaar in functie. Al nam hij de zaak niet zo heel erg serieus, vertelt hij ’s middags na de zitting aan de telefoon. ‘Mijn vrienden maakten zich meer zorgen dan ik.’ Demir was de raadsman van de Nederlandse journalist Frederike Geerdink, die was beschuldigd van het maken van propaganda voor de Koerden. Ze werd door de rechter vrijgesproken, maar de hoofdaanklager ging daartegen in beroep. Demir treedt ook op voor vijf van de 44 journalisten die worden vervolgd op verdenking van betrokkenheid bij de KCK, de politiek-stedelijke tak van de Koerdische Arbeiderspartij PKK, die in Turkije te boek staat als terroristische organisatie. Door te berichten over de strijd tussen de Turkse staat en de Koerden hadden de journalisten hun werk volgens de aanklager niet naar behoren gedaan, maar bedreven ze propaganda voor de PKK.
‘Hersenspinsels en broddelwerk’, had Demir het oordeel van de officier van justitie over het professionele optreden van zijn cliënten genoemd tijdens een zitting in die zaak op 16 november 2012. Demir had de competentie van de officier van justitie om te bepalen of een journalist zijn werk wel goed deed in twijfel getrokken, en de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige te benoemen die daar wél toe in staat was. Dat kwam hem op een klacht te staan bij het ministerie van Justitie, én bij de Istanboelse orde van advocaten.
De behandeling van Demirs zaak begon – zoals wel vaker in Turkse rechtbanken – met procedureel gekissebis. De rechter plaatste Demir in het beklaagdenbankje in het midden van de zaal, maar Demir stond erop dat hij naast zijn advocaten mocht zitten, alleen al omdat er in het Turkse strafrecht geen wet is die dat verbiedt. ‘Die discussie zorgde voor enige nervositeit,’ zegt Demir. Uiteindelijk trok hij aan het kortste eind.
Het tweede punt was inhoudelijker. Demir: ‘Ik wilde aan de orde stellen hoe wij, advocaten, door de speciale terrorismerechtbanken (in de zaak tegen de journalisten, red.) werden behandeld. Er was voortdurend sprake van willekeur, net als bij het afwijzen van mijn verzoek om bij mijn advocaten te zitten. Eigenlijk wilde ik geen serieus verweer voeren, omdat de houding van de rechtbank dezelfde was als in de KCK-zaken.’
In de KCK-zaak was van beide kanten zware taal gebezigd: die rol hebben advocaat en officier nu eenmaal in de rechtszaal, betoogden Demirs advocaten. Maar een advocaat spreekt tijdens zijn pleidooi niet op persoonlijke titel maar uit hoofde van zijn beroep, en de absolute vrijheid die hij daarbij geniet is verankerd in het EVRM. De officier van justitie, noch de rechter ging daarop in. Wel werd vrijspraak gevraagd, en gegeven.
De zaak tegen de 44 journalisten sleept nog altijd voort – waarschijnlijk tot na de parlementsverkiezingen in juni. Demir, met een zucht: ‘De behandelende rechtbank had de zaak voorgelegd aan het Constitutionele Hof, maar die had het verzoek teruggestuurd omdat het niet aan de voorschriften voldeed.’