Het hof van discipline heeft in een tussenbeslissing het onderzoek heropend in de tuchtzaak tegen Geertjan van Oosten en Gert van Atten, die optraden voor de inmiddels failliete vastgoedbeleggingsondernemingen Weststaete en Regge Vastgoed. In die zaak beschuldigt voormalig registeraccountant Veenbrink de advocaten ervan dat ze hun cliënten hielpen fraude te verdoezelen, ten koste van beleggers.
Waar de Amsterdamse raad van discipline oordeelde dat nergens uit bleek dat Van Oosten en Van Atten hadden moeten twijfelen aan de wettigheid van hun opdracht, is het hof van discipline daar in appel vooralsnog minder stellig over. Het hof overweegt onder meer: ‘De Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi) zoals deze tot 1 januari 2015 gold (thans onderdeel van de Verordening op de Advocatuur) legt de advocaat niet alleen de plicht op om bij de aanvaarding van de opdracht na te gaan of in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de opdracht strekt tot voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten, maar ook om, als zich na aanvaarding van de opdracht omstandigheden voordoen die gerede twijfel over de wettigheid van het doel waartoe de opdracht strekt, een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de verstrekte gegevens, de achtergrond van de cliënt en het doel van de opdracht, zulks teneinde te voorkomen dat zijn dienstverlening strekt tot de voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten.’
Volgens het hof hadden de advocaten aanwijzingen op grond waarvan zij hadden moeten onderzoeken of zij hun activiteiten konden wel konden voortzetten. Zo uitte een groep investeerders in de zomer van 2010 in een twintigtal vragen zorgen over de gang van zaken bij de groep. In de tuchtprocedure is volgens het hof tot nu toe niet duidelijk geworden welke maatregelen de advocaten hebben genomen om zich ervan te vergewissen dat de beleggingsactiviteiten van de groep wettig waren. Nu verweerders om privé-redenen niet op de zitting konden verschijnen, komt er een nieuwe zitting in oktober.
In een reactie zegt Geertjan van Oosten: ‘Met wat verbazing hebben wij kennis genomen van de tussenbeslissing van het hof. Op de dag van de behandeling was de crematie van mijn vader, waar mijn vriend en compagnon Gerd van Atten ook aanwezig was. Omdat het hof dóór wilde is de zitting toch doorgegaan in aanwezigheid van een kantoorgenoot. Er is hem geen enkele kritische vraag gesteld. Het is goed dat het hof kritisch is en klachten serieus onderzoekt en wij zullen en kunnen uiteraard de kennelijk gerezen vragen beantwoorden, maar ik snap niet waarom de zaak destijds dan niet toch gewoon is aangehouden. Het lijkt erop dat deze zaak een Vafi-testcase is geworden.’
Trudeke Sillevis Smitt