– Hof van discipline, 15 december 2014, zaaknr. 7212, ECLI:NL:TAHVD:2014:387.
– Artikel 13 Advocatenwet.
– Alleen als hij voldoende naar de zaak van klager keek, kan de deken een verzoek tot aanwijzing van een advocaat afwijzen.
Klager diende bij de deken een verzoek in tot aanwijzing van een advocaat, zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken wees dit verzoek af. Daarover beklaagt klager zich nu bij het hof.
Het hof overweegt dat artikel 13 lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een verzoek tot aanwijzing slechts wegens gegronde redenen kan afwijzen. Het enkele gegeven dat er volgens de deurwaarder vóór noch na de beslaglegging voldoende gegevens zijn verstrekt, betekent – anders dan de deken meende – niet dat de zaak van klager kansloos is. De deurwaarder heeft de inkomenspositie van klager niet meegenomen bij de berekening van de beslagvrije voet, omdat deze niet voldoende leesbaar zou zijn. Nergens blijkt uit dat de bewuste stukken daarna opnieuw aan de deurwaarder zijn gezonden, of dat de deurwaarder op basis van de informatie alsnog de beslagvrije voet heeft geprobeerd te berekenen. Ook verder is het hof niet gebleken dat met de financiële positie die klager stelt te hebben rekening is gehouden.
Het hof oordeelt dat er onvoldoende naar de zaak van klager is gekeken. Het is niet uit te sluiten dat die anders zal uitpakken als de deurwaarder (nadere) informatie krijgt. Ook sluit het hof niet uit dat er wel degelijk een moment is geweest, en nog kan komen, waarop een advocaat klager had kunnen – en alsnog kan – bijstaan bij het treffen van een betalingsregeling.
Beklag gegrond; de deken moet het verzoek van klager opnieuw behandelen.